Onopgevoed

Toen ik nog geen kinderen had, vond ik onopgevoede kinderen vreselijk vervelend. Dat zou mij niet overkomen. Dus nam ik mij voor om het later héél anders te gaan doen. Dat had gekund. Maar toen kreeg ik geen gezond kind, ik kreeg Daan. Met al zijn beperkingen. Een gezond kind opvoeden is één ding, maar een gehandicapt kind opvoeden is een puzzel die nooit af is. Soms lijkt het op water naar de zee dragen.
Daan heeft een flinke verstandelijke beperking. Dat vind ik meteen de lastigste beperking die hij heeft. Het maakt opvoeden een lange weg van hier tot aan de maan. Daan begrijpt niet alles en ik kan dus niet alles van hem verwachten. Ook geen dingen die ik toch wel heel graag zou willen. Mijn ideaalplaatje van opvoeden staat al jaren bij het grof vuil. Dat plaatje is ingeruild voor de uitdaging om uit Daan te halen wat er in zit. Ook wat opvoeden betreft. Voor Daans ontwikkeling bestaat geen prognose, zelfs geen verwachting. Zijn mogelijkheden en grenzen moet ik elke dag opnieuw uitvinden. En ik moet constant mijn hoop en verwachtingen bijstellen. Dat is een zware opgave.
Een voorbeeld: ik heb er een verschrikkelijke hekel aan als kinderen (én volwassenen!)  ongegeneerd boeren laten in gezelschap. Helaas. Daan laat altijd boeren nadat hij wat heeft gedronken. Dat komt doordat hij zo snel drinkt. Ik vind het een nare gewoonte. Jaren heb ik geprobeerd om hem dat af te leren, hem rustiger te laten drinken. Het is me niet gelukt. Daarna probeerde ik plan B: Daan doet zijn hand voor zijn mond bij elke boer. Dat moest toch kunnen. Tevergeefs. Opgeven is niet mijn ding, dus werd het tijd voor plan C. Na elke boer zegt Daan nu netjes “oh pardon”.  Ik heb niet helemaal bereikt wat ik graag wilde, maar ik heb hem wel kunnen bijsturen in zijn gedrag. En daar ben ik trots op. Inmiddels wel.
Mijn drijfveer is dat Daan zich in gezelschap sociaal weet te gedragen. Voor zover dat in zijn vermogen ligt natuurlijk. Hij heeft een paar dingen van ons geleerd. Een hand geven en zijn naam zeggen bijvoorbeeld. Daan kan dat goed, maar bij Daan ontbreekt het besef op welke momenten je dit wel en niet moet doen. Hij geeft dus werkelijk alle mensen die hij tegenkomt een hand als hij de kans krijgt. Hij zegt zijn naam of “goedemorgen”.
Maar ook al zegt hij goedemorgen als het toch echt al middag is, geeft hij een hand aan de groenteboer, de patiënt in de wachtkamer of de klant in de supermarkt…  tóch ben ik trots op hem. Gewoon omdat hij zijn best doet en zich netjes gedraagt terwijl dat van heel veel gezonde kinderen al teveel gevraagd is! Ik bespaar jullie een beschrijving van de vaak pijnlijke en botte reacties van mensen. Daar wen ik echt nooit aan. Hoogst ongemakkelijk. Wat moet ik dan zeggen, sorry mijn zoon geeft u een hand….?? Er zijn ook reacties met een gouden randje hoor, ik schat zo’n twintig procent.
Er zijn mensen die het opvoeden van een verstandelijk gehandicapt kind niet zo nodig vinden. Alsof het niet belangrijk is dat Daan grenzen krijgt. Voor mij is dat wel heel belangrijk. Ik vind dat ik Daan binnen zijn mogelijkheden volwaardig moet behandelen. Daar blijkt respect uit. En ieder mens, verstandelijk gehandicapt of niet, wil graag gerespecteerd worden. Ik denk ook verder. Als Daan geen grenzen leert in zijn opvoeding wordt hij later een vervelende volwassene. Dat gebeurt immers met gezonde kinderen zonder fatsoenlijke opvoeding ook. De integratie van Daan als gehandicapte in de maatschappij is al een hele toer. Laat staan als hij ook nog eens een vervelende gehandicapte wordt. Dan kunnen we fluiten naar die integratie. Opvoeden dus, en dat doen we. Dat is vaak best ingewikkeld, maar we proberen het toch. Ik denk dat wij Daan daarmee een grote dienst bewijzen voor zijn toekomst.  En nu maar hopen op die warme omgeving met lieve mensen waar hij later meer dan welkom zal zijn!