Het is 2003. Daan is net één jaar. Het is een tropenjaar geweest en nóg. Daan huilt extreem, we moeten er ’s nachts minstens zes keer uit. De zorg neemt ons van onze kruin tot onze tenen in beslag. Elk weekend is hier iemand ziek, Daan, Paul of ik. We zitten muurvast in ons huis. Kunnen geen kant op. De zieke is ziek en de ander moet zorgen. Voor de geboorte van Daan waren we zelden ziek, maar nu..... Onze conditie en onze weerstand zijn waardeloos. Mega vatbaar voor alles wat er aan virussen rondwaart. Ik ben weer eens bij de huisarts. Daan heeft vermoedelijk een blaasontsteking. Op haar verzoek ving ik na de zoveelste koortsperiode met een plaszakje zijn urine op. De urine is niet helemaal goed zegt ze en stuurt ons voor de zekerheid door. Een urineweginfectie bij zo’n jong kind en dan ook nog een jongetje... Ik maak een afspraak met de kinderarts in het ziekenhuis. Hij onderzoekt Daan en vindt het belangrijk om een onderzoek te doen naar de urinewegen. Hij wil uitsluiten dat daarmee iets mis is. Er is dan een risico op nierschade. We gaan akkoord want we hebben geen keus.
Michelin mannetje
Voor we het urinewegonderzoek kunnen plannen moeten we vandaag eerst bloed prikken. Daan is een flinke baby met vetrolletjes op armpjes en beentjes. Ons Michelin mannetje. Te zwaar geboren door mijn zwangerschapsdiabetes en door zijn handicap niet in staat om goed te bewegen. Daar krijg je een stevige baby van. We wachten een poos met Daan in de wachtkamer van de prikpoli. Als we eindelijk met ons kind aan de beurt zijn weigert de verpleegkundige Daan te prikken. Ze ziet het niet zitten omdat ze nauwelijks een ader kan vinden bij Daan. Er zit teveel babyvet. Ze stuurt ons door naar een kinderarts. Hij zal Daan prikken. We verhuizen naar een andere afdeling. Daan moet “er even tussendoor.” Alles loopt uit. Dus wachten we weer. In een wachtkamer met half vergane, stukgelezen en overjarige Libelles en Margrieten. Na bijna een uur komt de arts. Een sympathieke dokter met veel ervaring die bijna met pensioen gaat. Hij zoekt over Daans hele lijfje naar een ader en besluit Daan te prikken in zijn lies. Paul en ik houden Daan samen vast. Ik zet me schrap en hoop dat het snel klaar is. Dat is het niet, het wordt een drama. De dokter vindt geen ader, prikt een paar keer opnieuw op dezelfde plek. Daan krijst werkelijk alles bij elkaar. Het zweet breekt ons uit.
Slechte film
De ervaren dokter krijgt het er ook warm van. Hij veegt het zweet van zijn hoofd en stopt even. We mogen Daan troosten. Als Daan eindelijk weer rustig is moet hij opnieuw geprikt worden. Ik wil het niet, zie er als een berg tegenop. Maar het is net een fuik, we kunnen niet terug. De dokter prikt. En prikt mis. Daan krijst, Paul zweet, ik zweet en mijn tranen branden. Ik heb er alles voor over op dat moment te ruilen met mijn kind. Maar dat kan niet. Na vier pogingen zijn we minstens drie kwartier verder. De dokter begint merkbaar nerveus te worden. “Sorry” zegt hij keer op keer tegen ons. En dan begint hij weer. Hij probeert te prikken in de lies, in de buik, in de arm en op de rug van Daans hand. Na elke mislukte poging troosten we een hevig huilende Daan en houden hem vervolgens weer vast voor de volgende poging. Daan wordt niet meer rustig, hij zweet van de stress. Hij wordt zo glad van het zweet dat we hem nauwelijks goed vast kunnen houden. Ik heb het gevoel dat ik in een slechte film zit. Ik wil weg. Wil huilen. Maar dat kan ik onmogelijk op deze onpersoonlijke plek. Na eindeloze pogingen prikt de dokter raak. Eindelijk. We zijn ruim een uur bezig geweest. Voor een paar buisjes bloed. Ik voel me diep ellendig, eigenlijk gewoon schuldig dat ik hieraan meegewerkt heb. Dat ik het goed heb gevonden dat Daan dit moest doorstaan. Mijn tranen branden. Eindelijk klaar. We houden Daan vast, troosten, troosten en troosten. Maar hij blijft huilen. We trekken zijn natte kleertjes uit. Alles wat hij aan heeft is drijfnat van het zweet. We drogen hem zo goed mogelijk af met een paar papieren handdoekjes en trekken hem droge kleertjes aan. De tas is leeg. Wij ook. Leeg en doodmoe van de stress. We gaan naar huis. Opnieuw op weg naar een onrustige nacht.
Nachtmerrie
Het is al veertien jaar geleden, maar staat in mijn geheugen gegrift. En soms komt dat zomaar onaangekondigd naar boven. Zoals deze week. Een nachtmerrie over mijn baby Daan met een prikkende dokter en mijzelf als wanhopige moeder. Overweldigd door onmacht.