Liefste van de hele wereld

Het is virussentijd in huize Wolfkamp. Tjonge, wat verlangen wij naar de zon en een beetje lente! Zowel Gijs als ik zijn al een paar keer flink aan de beurt geweest. Niet leuk, heel vervelend, maar stilletjes was ik blij dat Daan voorlopig nog aardig in shape leek. Gelukkig wel want het is tien keer makkelijker om Gijs ziek thuis te hebben dan Daan. Tot nu toe was Daan alleen een paar keer flink verkouden geweest maar dat was het dan ook wel. Het is sowieso moeilijk om vast te stellen of Daan ziek is of pijn heeft. Daan kan ons niet goed duidelijk maken hoe hij zich voelt. Hij kan bijvoorbeeld niet tegen mij zeggen dat hij barst van de hoofdpijn of ergens anders pijn heeft. Als Daan ziek is merken wij dat vaak aan hele subtiele dingen. Paul noemt dat Hogere Giskunde. Daar is geen studie voor, Hogere Giskunde hebben wij gaandeweg de jaren gewoon moeten leren. Wij kijken naar Daans gedrag en proberen daaruit af te leiden of er iets speelt. Soms komen we erachter, soms ook helemaal niet. Want Daan geeft wel signalen af, maar die zijn niet steeds hetzelfde. “Dat zou ook te makkelijk zijn” zegt Paul dan cynisch. Zo lang Daan geen koorts heeft blijft het lastig. Want vertoont hij moeilijk gedrag omdat hij “gewoon” last heeft van zijn epilepsie? Heeft hij “gewoon” een slechte dag of is er toch iets meer aan de hand? Soms zijn er duidelijke signalen maar vaak ook niet. Vorig weekend bijvoorbeeld had Daan een chronisch slecht humeur. Werkelijk als onweer. De zaterdag verliep al moeizaam omdat hij de hele dag binnen moest blijven. Er lag zo’n bak sneeuw buiten dat er weinig anders op zat want de combinatie sneeuw en een rolstoel is namelijk niet zo’n hele fijne. Omdat het te glad was om verantwoord naar de manege te rijden moesten we tot overmaat van ramp het paardrijden ook nog afzeggen. Dat betekende een doorbreking van het vaste zaterdagritme en daar houdt Daan niet van. Hij bleef onophoudelijk boos en ging ’s avonds zelfs boos slapen. Opgelucht dat hij eindelijk in bed lag hielden Paul en ik onszelf voor dat dit zo’n beroerde dag was dat het morgen alleen maar beter kon gaan. Stelletje positivo’s. Niks beter, want de zondag werd zo mogelijk nog beroerder. Het regende vrijwel de hele dag en Daan kon zijn ei niet kwijt. We werden gek van hem en van het binnen zitten dus toen het even droog leek gingen we ’s middags een kwartiertje naar buiten. Het ging net, maar het hielp niet. De donderwolk bleef onophoudelijk boven Daans hoofd hangen. Na dit soort weekenden ben ik altijd ontzettend blij dat het weer maandag wordt en Daan naar school kan. Ritme zou hem goed doen. Maar maandagochtend bleek dat Daans humeur nog steeds niet bijgetrokken was. Hij was boos, dwars en werkte tegen bij het aankleden. Daan wilde niet meehelpen met opzij rollen en zijn benen wogen als lood bij het aantrekken van zijn luier en spalken. Met pijn en moeite lukte het mij om hem in de kleren te krijgen. “Ik wil niet naar school mama, kan niet naar school” bleef hij maar herhalen. Ik voelde aan zijn voorhoofd. Normaal. “Je gaat toch” zei ik kort. Aan het ontbijt wilde Daan niet goed eten en bleef mopperen. Eenmaal in de taxi bleef hij herhalen “ik kan niet naar school”. Ik liet hem toch gaan in de volle overtuiging dat dit zijn zoveelste boze bui van de afgelopen dagen was. En opgelucht dat ik eindelijk even rust zou krijgen. Ik hoopte dat hij op school zou bijdraaien, maar dat gebeurde niet. Ik kreeg een mailtje van de juf: “De dag was moeizaam verlopen en Daan voelde warm aan”. Verdorie dacht ik gelijk, dus toch verkeerd ingeschat. Achteraf gezien was Daan waarschijnlijk zo moeilijk geweest omdat hij zich al een paar dagen niet lekker voelde. Hogere Giskunde blijft toch een moeilijke studie. Toen Daan ’s middags thuiskwam temperatuurde ik hem gelijk en ja hoor, raak deze keer. De oor thermometer gaf 38.2 in de display. Dat is niet zo heel hoog, maar wel een probleem voor een kind met epilepsie. Koorts kan namelijk een aanval triggeren. Daarom geven we hem al paracetamol vanaf. 37.5. Na een kop warme thee legde ik Daan op bed, gaf hem een zetpil, trok hem een joggingbroek aan, stopte hem lekker in met een paar warme fleece dekens en smeerde zalf op zijn vuurrode neus. “Sorry Daan, je bent ziek en dat is niet fijn” zei ik. En daarmee verdween Daans boze bui ineens als sneeuw voor de zon. Hij voelde zich eindelijk begrepen. “Mama jij bent liefste van de hele wereld” zei hij. “Dankjewel Daan, dat vind ik lief van je” zei ik. Daar lag hij dan ziek te wezen, mijn zorg intensieve, bij tijd en wijle onmogelijke, claimende, continu herhalende puber. En toch, ondanks dat, vind ik hem ook nog steeds de liefste van de hele wereld.