Kampeervakantie

‘Jürgen, wieviel Brote möchtest du mitnehmen?’ Deze eerste zin uit mijn leerboek Duits in twee Havo herinner ik me nog haarscherp. Vraag me niet waarom, echt geen idee. Gek genoeg was dat het eerste waar ik aan dacht toen ik onze kampeervakantie boekte. Ik reserveerde een camping in het Duitse Oberweis. Dat ligt in de Eifel aan de grens met Luxemburg, randje Ardennen. Niet te groot, met zwembad, speeltuin en kinderrijk. Genoeg te doen voor Gijs. Voordat Daan geboren werd kampeerden Paul en ik altijd. Vanuit mijn jeugd was ik dat helemaal niet gewend, maar ik vond het gelijk leuk. Het is twee dagen omschakelen van luxe naar back-to-basic maar vanaf dat moment is het leven een stuk eenvoudiger. Het heeft ook wel iets om je eigen huisje mee te nemen en ergens anders op te bouwen. Bovendien zijn wij nogal een kneuterig stel. Wij houden van sfeer. Dus sjouwen we van alles mee om ons huisje op locatie gezellig te maken. Dat ‘basic’ kamperen van ons is nu overigens wel wat opgeschaald. Met de sporen van veertien jaar intensieve zorg weigeren onze lichamen pertinent een matje. De tent is gebleven, maar we slapen op zo’n hoog Intex luchtbed dat je elektrisch oppompt. Zeg maar een soort van kamperen voor senioren. Maar we slapen lekker!

 

Naar….?
De heenweg was lachwekkend. Paul zette zijn GPS aan en zocht op zijn telefoon de naam van de camping. Onder zijn aanwijzingen reed ik in een paar uur naar onze camping. Nou ja, dat dachten we tenminste. Toen we arriveerden vond ik de glijbaan bij het zwembad er toch héél anders uitzien dan op de foto. Dat klopte, we stonden namelijk bij de verkeerde camping. Waarvan de naam dus héél erg leek op die van de camping die ik had gereserveerd… Hahaha, wat een stunt. Echt weer iets voor ons. Geen man overboord, het was pas halverwege de middag. Dus zocht Paul onder mijn toeziend oog (dat dan weer wel) nog een keer op zijn GPS. De goede camping bleek zo’n dertig kilometer verderop te liggen. Nieuwe ronde nieuwe kansen. We kwamen op de juiste plek. Ik had Gijs beloofd dat hij direct mocht gaan zwemmen dus hees hij zich bij aankomst in no time in zijn zwembroek. Terwijl hij het water in dook zetten Paul en ik op ons gemakje de tent op. We hadden een prachtig plekje aan het riviertje de Prüm. Na anderhalf uur kwam Gijs enthousiast terug en stond de tent. Mooie taakverdeling dacht ik zo. We zaten weliswaar niet in het zonnige zuiden maar we hadden prachtig weer in Duitsland. Njente hittegolf, hagel, windhoos, aardbeving of overstroming, maar een graadje of vijfentwintig, veel zon en een beetje wind. Kortom, perfect ‘Jacomien zomerweer’.

 

The flying mice…
Enkele dagen later. Het was avond en Gijs zocht zijn spullen om te gaan douchen. Paul pakte schoon ondergoed voor Gijs uit de tas. “Hè?? Daar beweegt iets” zei Paul.…”een muis!!” Gelukkig voor Paul ben ik geen hysterisch type dat bij een muis acuut gaat gillen en ergens bovenop springt. Bovendien, waar zou ik in een tent bovenop moeten springen?? In plaats daarvan werkten we met enige moeite het mormel de tent uit. We ontdekten twee kiertjes naast ons dichtgeritste grondzeil waar hij zich doorheen kon wurmen. Paul plakte het tijdelijk dicht met duct tape. Probleem opgelost. Toch? Nou nee. Deze muis was vastbesloten om binnen te komen. Hij klauterde aan de buitenkant doodleuk tegen onze tent op om met zijn vlijmscherpe nageltje het horrengaas te beschadigen. Daarom gaf ik een tik tegen de binnenkant van de tent. Hij zeilde terug op het gras… en begon vrolijk opnieuw. Het leek wel een pretpark. De muis klom en wij mikten hem er weer af. Hij kreeg zelfs gezelschap van een collega. Onvermoeibaar waren ze. “The flying mice von Oberweis!” zei Paul vrolijk. Ik lag in een deuk. Na enige tijd gaven de muizen hun circusact op en verhuisden naar de vouwwagen van onze buren. Dat was te horen aan de snerpende gil van onze buurvrouw die wél ergens bovenop wilde springen, maar ook niks kon vinden. En het gemopper van de buurman. Je maakt nog eens wat mee.

 

Duivelskloof
De eerste dagen bleven we op de camping. Beetje bijkomen. Terwijl Paul en ik voor de tent in het zonnetje onze thrillers lazen, bouwde Gijs samen met andere kinderen vol overgave dammetjes van grote keien in het ondiepe riviertje. Dat wisselde hij af met het zwembad, de speeltuin en hutten bouwen in het bos. Om ’s avonds fris gedoucht, doodmoe en rozig in slaap te vallen. Voor heel veel ouders normaal. Voor ons niet. Hoewel het echt beter gaat met Gijs was het afwachten hoe deze vakantie voor hem zou uitpakken. Maar wat heeft hij zichzelf overwonnen! Mijn angstige onzekere ventje is uit zijn coconnetje gekropen. Compleet veranderd in een vrij en vrolijk kind dat weer geniet van het leven. Overal in zijn eentje op af en telkens nieuwe vriendjes makend. Na een paar dagen bestelde hij zelfs uit de losse pols een ‘brötchen käse’. Alsof hij nooit anders gedaan had. Wat heeft hij als mens enorme stappen gezet. Ik heb er met bewondering naar gekeken. Voor Paul en mij gaat ook niet alles vanzelf. Vakantie vieren zonder Daan is iets wat we weer een beetje moeten leren. Dit jaar ging het alweer beter dan vorig jaar. Daan was er niet, maar we dachten vaak aan hem. Zoals in de Duivelskloof, het resultaat van een staaltje natuurgeweld waarbij enorme rotsen gespleten zijn. Via een steil en hobbelig pad baanden we ons een weg. “Hier hadden we met Daan nooit naartoe gekund” zeiden we tegen elkaar. We gingen uit eten, “dit had Daan echt niet leuk gevonden.” We bezochten een Dinopark en bekeken eindeloos alle informatie. “Dit had Daan niet zo lang volgehouden.” Ons leven toen en nu kent ook een soort Duivelskloof. Het immense verschil went nooit echt. En blijft op momenten confronterend. Ook op vakantie.

 

Weer thuis
Na twee weken nam Gijs met moeite afscheid van zijn vakantievriendjes Thijs en Koen. En wisselde mailadressen uit. Paul en ik braken de tent weer af. Daarna reden we in een paar uurtjes naar huis. Terug naar de luxe die ik na een paar weken kamperen extra waardeer. Paul had nog een weekje vrij. We rommelden rondom ons huis en genoten van het mooie weer. ‘Vakantie is voor u de fijnste tijd van het jaar’ las ik ergens. Dat zie ik toch anders. Op vakantie een leuke tijd hebben is niet zo moeilijk. De kunst is juist om er de rest van het jaar iets moois van te maken. En dat is precies wat ik ga doen. Ik heb er zin in!