Herinneringen, vragen en oude wonden

Vorige week had ik een reünie van de zesde klas van mijn basisschool. Ik ging even terug naar de meest gelukkige schoolperiode in mijn leven met prachtige herinneringen. Meer dan twintig klasgenoten, allemaal begin veertig, zag ik na dertig jaar terug. Ook mijn meester van toen was er. We hadden een ongelofelijk gezellige middag en avond. Herinneringen gingen over en weer. Bijzonder om te merken wat kinderen onthouden en welke gebeurtenissen diepe indruk hebben gemaakt. Zo hoorde ik van een paar klasgenoten dat ze zich mijn ongeluk van destijds nog heel goed herinneren. Zelf weet ik er niet veel meer van. Ik was negen jaar en werd onderweg naar school door een auto aangereden op het zebrapad. Ik vloog tien meter door de lucht, kwam op mijn hoofd terecht en raakte bewusteloos. De klap was behoorlijk, maar ik had geluk. Ik kwam er vanaf met een fikse hersenschudding, een scheurtje in mijn kuitbeen, een gekneusde knie en een bont en blauw bovenbeen. Vanwege de hersenschudding werd ik opgenomen in het ziekenhuis. Dat herinner ik mij nog erg goed. Na twee en een halve week mocht ik weer naar huis. Behalve een deuk in mijn heup heb ik niets aan het ongeluk overgehouden. Destijds besefte ik het niet, maar nu realiseer ik mij heel goed dat het veel slechter had kunnen aflopen.
Ik hoorde verschillende herinneringen. Sommige klasgenoten waren erbij toen het gebeurde. Ze hebben er nog steeds nare beelden van. Anderen fietsten na het ongeluk op weg naar school langs het zebrapad en zagen daar nog wekenlang de bloedvlekken op het wegdek. Mijn schoolvriendinnetje van toen waarschuwt nu haar eigen kinderen om goed uit te kijken bij het oversteken en vertelt daarbij het verhaal van mijn ongeluk. Zoveel indruk heeft het dus gemaakt. Bijzonder om dat te horen na ruim dertig jaar.
Gijs heeft een geheugen als een olifant. Hij is pas vier maar herinnert zich al veel dingen van jaren geleden. Alleen maar leuke herinneringen opslaan gaat natuurlijk niet, maar als het om Daan gaat zou ik Gijs soms indrukken willen besparen. Zoals deze week. Gijs was vrolijk zoals altijd en zong zijn zelfbedachte liedjes. Ik vind dat heel gezellig. Maar Daan kan er vaak niet tegen: “Gijs is aan ’t zingen” zegt hij dan boos tegen mij. Gijs wordt er verdrietig van als Daan zo reageert en ik sta in tweestrijd. Ik wil Gijs niet verbieden om een liedje te zingen omdat ik dat niet eerlijk vind. Ik wil niet dat hij zich steeds moet aanpassen. Bovendien is er niets fijner dan een blij zingend kind. Maar aan de andere kant is er met een boze Daan geen land te bezeilen. En soms is Daan overprikkeld en kan gewoon weinig hebben, daar kan hij niets aan doen. Ik zoek naar een middenweg. “Dan ga je maar even op je kamer zitten als je er last van hebt” zeg ik tegen Daan. Dat doet hij. Gijs zingt door maar kijkt nog steeds verdrietig. Daan zit in zijn eentje op zijn kamer met de radio aan om het gezang niet te horen. Probleem opgelost maar lekker voelt het niet. De fijne sfeer is toch weg. Laatst was Daan een dagje niet thuis. Gijs zei: “mama nou kan ik lekker zingen want Daan is er niet!”. Die opmerking raakte mij.
Deze week bracht ik Gijs naar bed. Na het warm eten stopte ik hem onder de douche. Met zijn pyama aan en nog vochtige haren klauterde hij naar boven. Zoals elke avond controleerde Gijs zijn slaapkamer op spoken. Hij vond er drie. Ik pakte ze in hun nekvel en parkeerde ze op de overloop. Ik beloofde Gijs dat ik ze straks mee zou nemen naar beneden en naar buiten zou gooien. “Gelukkig heb jij spierballen mama” zei hij. Daar moest ik erg om lachen. Daarna kroop hij onder zijn dekbed en zocht ik naar het voorleesboek voor een verhaaltje.
Niets wees op een stil verdriet. Maar ineens was hij er, die vraag die mij overviel: “mama waarom is Daan gehandicapt? Waarom mag ik vaak niet zingen? ” Boem. Die kwam aan. Ik legde het voorleesboek aan de kant en ging bij Gijs op bed zitten. Intussen ging er van alles om in mijn hoofd. Wat zou ik zeggen en wat niet? Ik vertelde Gijs dat Daan te kort in mama’s buik heeft gezeten en dat er daarna iets stuk gegaan is in zijn hoofd. Dat hij daardoor alles niet zo goed begrijpt. “Maar als Daan weer gemaakt is in zijn hoofd mag ik dan wel weer zingen?” En er volgden nog meer vragen. ”Mam, wanneer wordt Daan weer beter? Dan kan hij weer lopen en kan ik zijn rolstoel aan een ander kindje geven dat stuk is gegaan in zijn hoofd”. Ik besloot om eerlijk zijn. “Gijs, Daan wordt niet meer beter” zei ik voorzichtig. Gijs begon hard te huilen. “Maar dat vind ik zo zielig mama. Dan kan hij nooit meer lopen. Gaat Daan dan ook dood?” snikte hij. Ik haalde even diep adem. “Dat denk ik niet hoor” zei ik geruststellend terwijl ik hem troostte. Ondertussen dacht ik aan de momenten tijdens zware epilepsieaanvallen waarop ik wel degelijk heb gedacht dat Daan het niet zou halen. Gelukkig droogden Gijs’ tranen snel en begonnen we alsnog aan ons voorleesverhaaltje.