Even weg

We hebben ze niet besteld. Er is niemand een pakketje komen brengen. Toch zijn de puberhormonen van Daan ongevraagd, onaangekondigd en in alle hevigheid binnengestormd in ons huis. Massa’s krioelende puberhormonen zijn geland in Daans steeds langer wordende lijf. Ik zie ze niet, ik hoor ze niet, maar ik merk het des te meer in zijn gedrag. Het hoort erbij. Het is normaal. Hij is tenslotte ook al elf. Nou ja, eigenlijk pas elf vind ik. Dat komt vast doordat ik zelf een late puber was. Ik kan me herinneren dat ik nog rustig achter een poppenhuis kroop toen ik een jaar of dertien was. Een lastige puber ben ik nooit geweest heb ik altijd gehoord. Onzeker, beetje braaf, bijna saai zelfs. Ik vond het geen leuke tijd. En Daan is pas elf en begint nu al. Het blijft voor mij onwerkelijk, dubbel en zelfs pijnlijk om Daans lichaam groot en volwassen te zien worden terwijl hij nog steeds naar Sesamstraat kijkt. Want verstandelijk is Daan een peuter. Zijn lichaam groeit zijn verstand ver voorbij. Dat was natuurlijk al zo, maar zijn puberlijf confronteert mij nu nog meer met de werkelijkheid.

Soms kunnen we er om lachen. Puber Daan begint namelijk oog te krijgen voor meisjes. Als we deze zomervakantie op een terras zaten legde Daan spontaan contact met elke jonge serveerster. Leuke vlotte meiden van een jaar of twintig. “Mevrouhouw, luister eens, mag ik een koekje?” vroeg hij dan met zijn liefste glimlach. Ik voelde me wat bezwaard, maar de meiden in kwestie smolten ter plekke en brachten een koekje of snoepje voor Daan. Dat had hij toch weer mooi voor elkaar. Gijs vond het een prima actie van Daan, want ook hij kreeg iets lekkers. Tot zover de leuke pubermomenten.

Ik weet het, hormonen zijn nuttig. Toch vind ik het nu vreselijke dingen. In zijn karakter is Daan een lief en aanhankelijk kind. Dat blijft hij vast ook. Ik hoop tenminste dat zijn lieve karakter na de puberteit weer verschijnt. Maar nu zien we daar weinig van. Onder invloed van zijn hormonen is Daan vooral boos. Veel en vaak. Boos over niks. Boos omdat het regent, boos omdat de verkeerde radiozender aan staat, boos omdat Gijs “broembroem” zegt als hij met zijn tractors speelt, boos omdat het verkeerde programma op televisie is, boos omdat……. Nou ja, eigenlijk kan hij niets hebben en wordt hij boos om alles. Daans boosheid zet een nog dikkere vettere stempel op ons gezinsleven. Daans boosheid maakt het moeilijk om het leuk te houden in huis. Daans boosheid maakt mijn onmacht groot. Zijn verstandelijke beperking en puberteit vormen een heel nare combinatie. Het maakt het mij bijna onmogelijk om iets aan hem uit te leggen. Zijn verstandelijke beperking zorgt er vaak voor dat hij het niet begrijpt. En als hij het wel begrijpt wil hij niet horen wat ik zeg omdat hij een dwarse puber is. Waar eindigt zijn verstandelijke beperking en begint zijn pubergedrag? Ik vind het een lastige puzzel.

Daan zit niet goed in zijn vel. Hij slaapt laat, is ’s nachts onrustig en weer vroeg wakker. Overdag vertelt hij eindeloos dezelfde verhaaltjes van Sesamstraat die in zijn hoofd zitten. Dat gedrag zien we vaak als hij zich niet prettig voelt. Hij vertelt verhaaltjes van dvd’s die hij soms al jaren niet meer heeft gezien. Verhaaltjes die niet alleen in zijn hoofd zitten, maar ook in het mijne. Gewoon omdat ik ook jarenlang dezelfde dvd’s heb gezien. Daan is dwingend. Daan zegt een zinnetje uit het verhaaltje en ik moet (het goede) antwoord geven. Ook als ik moe ben, aan de telefoon ben of als Gijs even aandacht nodig heeft. Dat wringt. Het maakt de verhoudingen scheef. Want Gijs moet gewoon lekker kunnen spelen. Er moet ruimte blijven voor hem. Ik wil niet dat hij zich eeuwig en altijd moet aanpassen. Er moet ook ruimte blijven voor Paul en mij. Die ruimte is al klein, maar als we niet oppassen wordt die nog kleiner. Wat de oorzaak ook is, Daans gedrag is moeilijk en vaak onacceptabel geworden. Dus leggen we Daan grenzen op. Onze opvoeding wordt strenger en bij vervelend gedrag zetten wij hem op zijn kamer. Net als bij een “gewone” puber vermoed ik. Niet leuk, maar soms hard nodig.

In de zomervakantie kregen we een lief aanbod. Daan kon twee nachten logeren bij het gezin waar hij nu een zondag per maand naar toe gaat. Fantastisch. Ik keek er naar uit. Wat een opluchting. Na twee weken zomervakantie even geen druk, geen dwingend ritme, geen Sesamstraatverhaaltjes, veel ruimte voor Gijs…. Daan ging logeren. Even weg. De druk was even van mijn schouders. Alleen met Gijs thuis was ons leven echt honderd keer gemakkelijker. Gijs genoot van onze aandacht en de rust in huis. Gijs paste zich makkelijk aan dus we aten later en genoten zo lang mogelijk van het mooie weer. Fijn. Mooi. En toch. Echte rust was er niet in mij. Ik ben zo vergroeid met het ritme van Daan, met de zorg die hij vraagt dat ik een beetje ontregeld raak als hij er niet is. Er was ineens een zee van tijd en ik wist even niet wat ik er mee aan moest. Ik ben gewoon niet meer gewend om rust en tijd te hebben. Ook ’s nachts was het stil. Er stond er geen babyfoon te ruisen. Ik hoorde Daan niet omdraaien of praten in zijn slaap. Ik hoefde er niet uit voor een doorgelekte luier of een zoekgeraakte knuffel.

Pas geleden had ik het daarover met een goede vriendin. “Bij ons is het eigenlijk nooit goed” zei ze. “Als onze zorgenkinderen thuis zijn komen we nooit aan onszelf toe, maar als ze er niet zijn missen we ze zo.“ Ze had gelijk. Drie dagen duurde het. Twee nachten. Toen was Daan terug. Mijn dwarse boze puber was weer thuis. En ik?  Wat vond ik het fijn hem weer te zien. “Ik heb je gemist” zei ik. “Ik ook gemist” antwoordde Daan met zijn brede lach en keek mij aan. De tranen sprongen in mijn ogen. Ik knuffelde hem. “Mama verdriet?” vroeg Daan. “Nee zei ik zachtjes,  mama heel blij.”