Broertjes
Zelden ben ik zo intens blij geweest als tijdens de zwangerschap en de geboorte van Gijs. Vanaf dag één wist ik intuïtief dat het goed zat met dit kindje in mijn buik. Dat gevoel was heel sterk en het klopte. Daan was net zeven jaar geworden toen zijn kleine broertje Gijs helemaal gaaf en gezond werd geboren. Met dezelfde zwarte haartjes als Daan destijds had. Paul en ik waren in de wolken. We hadden alle geluk van de wereld met onze lieve en tevreden baby. Drinken, slapen, spelen, contact maken en ontwikkelen. Alles ging goed. Wat een rijkdom.
Daan vond het allemaal niet zo leuk. Hij had destijds moeilijk gedrag omdat hij toen nog op de verkeerde school zat en zich daar onbegrepen voelde. Hij was erg gefrustreerd. En nu moest hij ook nog onze aandacht delen met zijn kleine broertje. Daan kon niets van hem hebben. Alle frustraties reageerde hij af op Gijs. Op elk geluidje reageerde hij geïrriteerd en zelfs agressief. Gijs huilde bijna nooit, maar als dat gebeurde was er met Daan echt niets meer te beginnen. We maakten ons zorgen over het gedrag van Daan want hoe zou dat in de toekomst verder gaan samen met Gijs? In plaats van steun kreeg ik er nare opmerkingen over naar mijn hoofd zoals “het leeftijdsverschil is ook te groot” en “jullie hadden er veel eerder aan moeten beginnen.” Daar knapte ik niet bepaald van op. Die opmerkingen kwamen keihard aan en haalden mij uit mijn evenwicht. Meestal gaf ik er maar geen antwoord op. Mensen hadden zoals gewoonlijk hun oordeel alweer klaar zonder ons hele verhaal te kennen.
Nu zijn we bijna vier jaar verder. Gijs peuterpubert er lustig op los. Hij maakt er een sport van om mijn geduld te testen. Aangezien dat niet mijn sterkste punt is, is succes gegarandeerd. Gijs zoekt zijn grenzen op. Heel normaal. Hij eet bijvoorbeeld met zijn mond open, boert expres en roept vieze woorden. Niet bepaald mijn idee van fatsoenlijk gedrag. Hij leert op de peuterspeelzaal veel van andere kinderen, óók dingen waar ik niet zo blij mee ben! Op een middag zaten Gijs en ik samen aan de keukentafel te eten. Ik vertelde Gijs dat hij met zijn mond dicht moest eten. “Dat doet Daan ook niet” was zijn antwoord. Tja, daar had hij een punt. Daan krijgt door de vreemde groei van zijn kaak zijn mond maar met moeite dicht en kan dus niet zo netjes eten. Ik probeerde het Gijs uit te leggen. “Er is bij Daan iets stuk gegaan in zijn hoofd, daardoor kan Daan alles niet zo goed als jij. Daan kan niet zo goed lopen, niet zo goed nadenken, zijn mond niet goed dicht krijgen en niet zo goed praten.” Toen werd Gijs boos op mij. “Dat is niet waar, Daan kan wél goed praten!” riep hij. Een discussie met mijn peuterpuber was niet handig op dat moment, dus liet ik het er maar even bij.
De volgende dag zaten Gijs en ik in onze grote rolstoelbus om Daan op te halen van school. Elke week moet Daan namelijk naar fysiotherapie op het revalidatiecentrum. Samen met Gijs haal ik Daan dan op van school en breng hem naar fysiotherapie. Gijs en ik wachten drie kwartier tot Daan klaar is en dan gaan we met zijn drietjes weer naar huis. Normaal zit Gijs in de rolstoelbus voorin naast mij zodat hij veel kan zien. Maar deze keer zei hij na de therapie: “mag ik naast Daan zitten?” Ik vond het best. Daan zat in zijn rolstoel achterin de bus. Ik zette de stoelverhoger van Gijs op de lege stoel naast Daan en startte de auto. In de achteruitkijkspiegel zag ik dat Gijs zijn handje op de arm van Daan legde. Die lachte lief naar zijn broertje. Daarna verzon Gijs een spelletje. Dat klinkt heel gewoon, maar een spelletje doen met Daan is zeker niet gewoon. Meestal wil Daan dat niet. Ik begreep niet veel van het spelletje, maar dat lag vast aan mij. Gijs zei “Daan? Dahaan, luister eens? Ken jij het nummer van moeilijke woorden?” Daan keek naar zijn broertje, lachte en zei “moeilijke woorden ja”. Gijs werd enthousiast. “Daan ken jij het nummer van bibliotheek?” “Bibliotheek” mompelde Daan. “Goed zo!” riep Gijs hard. Daan grijnsde. “Daan? Ken jij het nummer van operatie?” “Operatie” zei Daan. “Goed zo!” riep Gijs weer “Daan? Ken jij het nummer van schoffel? Daan? Ken jij het nummer van schoolplein?” “Daan? Ken jij het nummer van kietelen?” De hele weg naar huis, een half uur lang, ging dit spelletje door. Gijs verzon een moeilijk woord, Daan zei het netjes na waarna Gijs heel hard “goed zo!” riep. Ik luisterde stil en ontroerd naar mijn mannetjes. Zo lief voor elkaar, dat hadden we bijna vier jaar geleden toch niet durven denken.
Thuisgekomen vertelde ik Daan en Gijs dat ik hun spelletje in de auto heel mooi vond. Gijs antwoordde: “mama heb je wel gehoord hoe goed Daan kan praten?” Toen werd ik even stil. Soms weet Gijs het echt beter dan ik. Daan en Gijs begrijpen elkaar ook zonder woorden. Gijs heeft zichzelf geleerd om goed te kijken wat Daan duidelijk wil maken. Gijs begrijpt wat Daan aankan. Hij verzint spelletjes waar Daan aan mee kan doen. Met zo’n lief broertje voor ons grote zorgenkind kan ik alleen maar zeer gelukkig zijn.