He Willemien,
Zo af en toe komen ze. Meestal uit onverwachte hoek en ze overvallen me vaak. Ik weet zeker dat jij ze ook hebt. Vragen of opmerkingen van mensen die nog dagen in je hoofd blijven hangen. Daar zit ik niet echt op te wachten want er staat al genoeg op mijn harde schijf. Maar toch gebeurt het.
Pas geleden nog kreeg ik zo’n vraag. “Kun jij nou helemaal niet werken?” Het was niet eens zo verkeerd bedoeld. Ik was bijna blij dat deze vraag mij vaker was gesteld, want daardoor was ik een beetje voorbereid. Dus was mijn antwoord “jawel hoor, alles kan, maar de vraag is ten koste waarvan.” Degene die het mij vroeg was wat verbouwereerd. Ook weleens leuk om de rollen gezellig om te draaien! “O”zei ze, “en nou zit je de hele dag thuis?” Er kwam nog net niet “op de bank” achteraan. Het gesprek werd wat minder leuk. “Nou, ik bén thuis, maar zitten doe ik bijna nooit” zei ik. Als ik een goede dag heb kan ik aardig ad rem zijn.
Toch steekt zo’n vraag mij. Er klinkt iets van een verwijt in door. En dat voelt niet prettig. Helemáál niet prettig. Op een minder goede dag stap ik verraderlijk snel in de valkuil van de verdediging na zo’n vraag. Dan ga ik mij verantwoorden. Uitleggen dat ik nou niet bepaald lui ben, maar dat het combineren van Daan en werk toch echt een heel stuk ingewikkelder is dan met een gezond kind. En dat ik het verschrikkelijk druk heb met alle geregel rondom Daan. Mezelf verdedigen, dat doe ik dan. En dat wil ik helemaal niet. Maar eigenlijk weet ik na tien jaar nog steeds niet goed hoe ik moet reageren. Veel verder dan iets in de trant van ”tja, we hadden het zelf ook anders bedacht” kom ik niet. De theorie was leuk hoor. Paul en ik allebei een goede baan. Hij vier dagen en ik drie. De kinderen een paar dagen per week op de kinderopvang. In onze vrije tijd genieten. Leuke dingen ondernemen met ons gezin, scouting en sporten. Tot zover de theorie.
Het liep anders. Toen Daan drie jaar was moest ik stoppen met werken. Na zestien jaar nam ik ontslag. Mijn lichaam wilde niet meer meedoen aan het krankzinnige leven dat we leidden. Het was stoppen of ziek worden. Ik had geen keus. Het is alweer ruim zeven jaar geleden dat moment. Hoe leg ik iemand nu uit hoe ons leven toen was? Dat Daan ons leven zo beheerste dat er geen enkele ruimte meer was voor mij, voor ons, voor iets anders dan zorg, zorg en nog eens zorg? Dat al die doorwaakte nachten mij compleet hadden gesloopt? Dat al onze vakantiedagen opgingen aan medische afspraken? Dat het ingewikkeld is om een baan te combineren met ons zorgenkind waar zo vaak iets mee is? Ik leg het gewoon maar niet meer uit.
Nu ben ik dus thuis en zeven jaar verder. En ja, ik wil graag aan het werk. Mijn wereld thuis is te klein. Ik voel me vastgelijmd en daar ben ik helemaal klaar mee. Ik wil verder. Ik wil op een positieve manier iets doen met mijn levenservaring. In het belang van andere zorgintensieve kinderen en hun ouders. Ik wil eens even niet “de moeder van” zijn, maar gewoon mezelf. Misschien heb ik dat wel het meest gemist in die zeven jaren: iets voor mezelf. En ben ik daardoor een stukje van mezelf kwijtgeraakt. Dat stukje wil ik terug vinden. Paul staat zoals altijd vierkant achter mij en doet wat hij kan om me de ruimte te geven zodat ik thuis weg kan. Dat moet ook wel, want alles wat ik wil ondernemen heeft een hele grote TENZIJ. Samen met mij gaat het directe vangnet voor Daan de deur uit. Afspraken met mij gaan door, tenzij er iets met Daan is en Paul het niet kan opvangen. Laverend tussen alle mitsen en maren door probeer ik het toch. Ook al is het een heel geregel.
En het lukt! Zo langzamerhand verandert mijn leven. Mijn netwerk wordt groter en onze agenda nog voller dan hij al was. Met dit verschil dat het afspraken voor mij zijn en niet voor Daan. Dat is druk, maar ook leuk en goed voor mij. En ach, als ik te lang last houd van zo’n vraag waarom ik niet werk, dan duik ik in de kelder voor een flink stuk troostchocola. Tony’s chocolonely ligt daar altijd op mij te wachten. Speciaal voor de momenten waarop ik hem nodig heb. En Tony helpt altijd!
xx Jacomien