Het is weer zover. Het einde van het schooljaar nadert en dan krijg ik een aanvraagformulier leerlingenvervoer. Daan heeft een indicatie voor taxivervoer naar zijn school voor zeer moeilijk lerende kinderen, zo’n 18 kilometer van ons huis. Hij gaat met de taxibus omdat hij niet zelfstandig naar school kan. En omdat  het logistiek niet rond te breien is voor ons om hem met de rolstoelbus naar school te brengen en weer op te halen. Want dat zou betekenen dat ik Gijs niet zelf naar school kan brengen en dat ik een baan wel kan vergeten. Het zou betekenen dat we nog meer moeten inleveren aan “normaal” leven dan we nu al doen.

Dus gaat Daan met de taxibus naar school. Elke ochtend om kwart over zeven wordt hij opgehaald. De indicatie voor taxivervoer is een van Daans vele indicaties. Zijn leven hangt aan elkaar van de indicaties. Ik zucht als ik het formulier zie. Elk jaar krijg ik dezelfde vragen en elk jaar geef ik dezelfde antwoorden. De gemeente weet dat Daan gehandicapt is en wat hij heeft. Ze weten ook dat Daans beperkingen blijvend zijn. En toch moet ik elk jaar weer vragen beantwoorden waarom Daan taxivervoer nodig heeft en waarom hij niet met het openbaar vervoer of de fiets naar school kan. Elk schooljaar opnieuw wordt bekeken of Daan voor taxivervoer in aanmerking komt. Steeds dezelfde vragen van steeds dezelfde instanties. Ik ben veroordeeld tot een oneindige verantwoording voor alles wat we gewoon nodig hebben voor Daan.

Waarom ik elk jaar die vragen weer moet beantwoorden? Ik heb geen flauw idee. Misschien denkt de gemeente dat Daan stiekem naar een reguliere school overstapt. Wishful thinking. Daan gaat niet naar het speciaal onderwijs vanwege zijn zweetvoeten, maar omdat hij een handicap heeft. En over het algemeen gaan handicaps niet over. Dus blijven kinderen zoals Daan bijna altijd op dezelfde speciale school. Ik vind het naar om elk jaar opnieuw dezelfde confronterende vragen te beantwoorden. Want ik zou graag willen dat Daan zelf naar school zou kunnen gaan. Gewoon in drie minuten op de fiets naar de basisschool in ons dorp. Maar Daan kan niet naar het regulier onderwijs en Daan kan niet zelfstandig naar school. Nu niet, straks niet, nooit niet.

Met het aanvraagformulier begint een periode van onzekerheid waar ik elk jaar weer tegenop zie. Ik twijfel niet over de toekenning van het vervoer, dat zal wel goed komen. Maar ik weet niet wie Daan straks zal vervoeren. En daar krijg ik pijn in mijn buik van. Want Daans taxichauffeur is onderweg in feite ook zorgverlener. Daan is een kwetsbaar kind. Hij is niet zelfredzaam en hij kan onderweg een epilepsieaanval krijgen. Mijn vertrouwen in die chauffeur is nodig om de zorg voor Daan met een goed gevoel over te kunnen dragen. Sinds een paar jaar hebben wij twee geweldige chauffeurs: Els en Willemien. Zij zorgen ontzettend goed voor Daan en hij is bij hen in vertrouwde handen. Eigenlijk zijn Els en Willemien onderdeel geworden van ons zorgteam rondom Daan. Ze bellen als ze iets later komen en ze verzorgen Daan als hij onderweg ziek wordt. Het zijn mensen waar ik als moeder van een kwetsbaar kind heel blij van wordt.

Een paar jaar achter elkaar werd Daan in hun taxi ingedeeld. Maar nu is het weer afwachten of we ze mogen houden. Elk jaar opnieuw bepaalt de gemeente welk taxibedrijf Daan straks gaat vervoeren. Voor 1 juni moet mijn aanvraagformulier binnen zijn. Maar pas een of twee dagen voor Daan weer naar school gaat horen wij welk taxibedrijf en welke chauffeur Daan ophaalt en weer thuisbrengt. Pas dan weten wij of die chauffeur bereid is om in te grijpen als Daan een epilepsieaanval zou krijgen onderweg. Pas dan weten we of we Daan in vertrouwen mee kunnen geven. Tot die tijd is dat onzeker. Wat zal ik blij en opgelucht zijn als ik Els en Willemien eind augustus weer in de tuin op de koffie heb om mij te vertellen hoe laat ze Daan op zijn eerste schooldag komen halen….