By Jacomien on vrijdag 27 maart 2015
Category: MIJN BLOG

Stress

Zaterdag. Ik hoor op de radio over een ernstig ongeluk op de A1. Een auto is met hoge snelheid tegen een lpg-installatie aangereden van een benzinestation. Zijn wagen kwam tegen drie geparkeerde auto's tot stilstand en alle auto’s vlogen in brand. De snelweg is in beide richtingen afgesloten. Oeps, schiet er even door mijn hoofd, Paul heeft dienst. Paul is in zijn werk verantwoordelijk voor het milieu en de veiligheid in de regio Veluwe IJssel. Ongeveer zeven keer per jaar heeft hij een week lang vierentwintiguurs dienst voor alle calamiteiten buiten kantoortijden. Dat betekent regelmatig ’s avonds en ‘s nachts de deur uit voor een ongeluk met een vrachtwagen met chemicaliën of een brand waarbij asbest vrijkomt. Een uurtje later gaat Pauls diensttelefoon, maar het valt mee. Alles lijkt onder controle, hij hoeft niet te komen. Dat is mooi, zit er toch nog een gezellige zaterdagavond samen in. Paul heeft onze jongens een stapel pannenkoeken beloofd en duikt de kelder in voor melk, eieren en pannenkoekenmix. Daan wordt intussen gedoucht door onze PGB’er dan hoeven wij dat vanavond niet te doen. Daarna gaat ze naar huis. Daan en Gijs mogen televisie kijken, Paul bakt pannenkoeken en ik ruim de rommel op. Vanochtend nog gedaan, zeldzaam knap hoeveel rommel mijn mannen kunnen maken binnen een dag. Als de pannenkoeken klaar zijn gaan we aan tafel. In no time is de hele stapel op en is het bijna zeven uur. Gijs is blij want op zaterdagavond mag hij in bad in plaats van onder de douche. Ik loop met hem naar boven en vul het bad met warm water en badschuim. Paul brengt intussen Daan naar bed. De keuken blijft in eenzame chaos achter. Als ik Gijs heb voorgelezen en lekker in zijn bed heb gestopt komt Paul naar boven met Daans babyfoon. De keuken is opgeruimd. “Ik ga even douchen” zegt hij en geeft mij de babyfoon. Even later hoor ik een vreemd muziekje. Het is de diensttelefoon van Paul die in de badkamer overgaat. Hij neemt snel op. Ik hoor het al, toch aan het werk. Binnen vijf minuten zit Paul in de kleren. “Ik moet zo weg, beoordelen hoe het met de veiligheid zit aan de A1” zegt hij. Ik loop met hem mee naar beneden. Terwijl Paul zijn spullen bij elkaar zoekt haal ik een flesje frisdrank uit de kelder want we weten niet hoe lang hij weg blijft. Terwijl we in de keuken praten en afscheid nemen vergeten we één ding. Een deur naast ons slaapt Daan. Dachten wij tenminste. Want als Paul buiten de achterdeur in het slot draait hoor ik geluiden uit Daans kamer. Ik ga kijken wat er is, misschien heeft hij zich vastgedraaid in het dekbed. Maar dat is het niet. Met opengesperde ogen ligt hij onrustig in bed, drijfnat van het zweet. O sh*t denk ik, dat was niet handig van ons. Papa thuis hoort thuis te zijn en gaat nu weg. Elke afwijking van het gewone past niet in Daans plaatje. Verandering geeft onzekerheid en huizenhoge stress. Dat komt door Daans verstandelijke beperking en zijn gebrek aan tijdsbesef. Bovendien maakt de puberteit Daans gedrag veel extremer. “Papa is weg, papa komt niet meer, papa blijft weg” zegt hij paniekerig.. “Nee hoor vent, papa moet even klussen in de schuur, hij komt zo weer terug” lieg ik geruststellend. Het helpt niks. Wat ik ook zeg, het komt niet over. Ik stop hem opnieuw in en ga naar de woonkamer maar op de babyfoon hoor ik Daan draaien, tollen en zweten. Hij doet geen oog dicht en blijft klaarwakker, dwars door zijn slaapmedicatie heen. Stress. Urenlang. En als Daan onrustig is ben ik dat ook. Ik kijk op mijn horloge, bijna elf uur. Dan hoor ik de sleutel in het slot van de achterdeur. Paul is thuis. Ik loop snel naar de keuken en gebaar naar Paul dat hij even bij Daan langs moet gaan. “Je was in de schuur aan het klussen” fluister ik in zijn oor. Hij weet genoeg. “Nou Daan de klus is klaar hoor papa is weer binnen.” “Ben je weer terug van schuur papa, ben je weer thuis, mag ik kusje papa” zegt Daan opgelucht. Die krijgt hij natuurlijk. Daarna valt hij in een diepe slaap. RUST. Het wordt donderdag. Paul heeft deze dag een belangrijk overleg over asbest in Arnhem. “Het kan wel laat worden.” Geen punt, als ik het maar weet. Ik heb ook afspraken vandaag en de rest van de tijd zit ik achter de computer voor regelzaken. Het is troosteloos miezerig weer. Als Daan thuiskomt geef ik hem thee. Daarna luistert hij radio op zijn kamer tot de kookwekker na twintig minuten gaat. Dan mag hij televisie te kijken. Morgen gaat hij logeren maar dat weet hij nog niet. Logeren betekent verandering en dat geeft stress. Morgenvroeg mag hij het weten, eerder niet. Ik heb nog geen tijd gehad om zijn tas in te pakken en dat moet wel want morgen in de ochtendspits red ik dat niet. Ik neem een risico. Terwijl Daan tv kijkt pak ik razendsnel zijn spullen bij elkaar en schuif het hele zwikkie onder zijn bed. Zo, uit het zicht. Zijn weekendtas staat in de gang, ook uit het zicht. Morgen stop ik alles er wel in. Daan rijdt de keuken in. Pff dat was net op tijd. “Waar is papa, papa is er niet!” Het is later dan normaal. Later thuis komen past niet in Daans plaatje. “Papa komt wat later.” “Ik houd niet van later, ik wil niet later.” “Kom vent, ga even tv kijken, papa komt zo”. Gelukkig, het helpt even. Lucht. Nu snel koken. Na een poosje kijk ik naar de klok. Het is al kwart over zes. Hm Paul is inderdaad erg laat. Ik word er wat onrustig van en bel hem “hé waar zit je?” “Over een half uurtje ben ik er.” “Oké dan ga ik vast eten met de jongens anders wordt het veel te laat.” Ik loop naar de kamer. “Jongens, tv uit want we gaan eten!” Eten zonder papa? Dat doen we nooit. Anders dan anders. Oh jee, daar gaan we weer. “Papa is er niet, papa komt niet meer, papa is weg.” Daan kijkt angstig, is extreem onrustig en zweet verschrikkelijk. “Papa komt zo echt” beloof ik. “Papa komt niet meer, papa is weg, papa komt niet meer, papa is weg, papa komt niet meer, papa is weg.” Daan blijft het herhalen, wat ik ook zeg. Ik zucht eens diep. “Kom we gaan handen wassen” probeer ik hem af te leiden. Het helpt niet. “Papa komt zo” probeer ik nog een keer, maar het is zinloos. De radio staat aan en dan hoor ik plotseling dat geweldige nummer “Uptown Funk” van Mark Ronson en Bruno Mars. Muziek!! In een ingeving zet ik onze radio op max volume. “Dansen Daan!” roep ik. Onze keuken met het dampende eten op tafel verandert in een discotheek. Kan mij het schelen, het werkt en daar gaat het om. Daan is eindelijk afgeleid en grijnst. Daan “danst” met zijn handen, wild zwaaiend door de lucht terwijl Gijs op de vloer zijn beste breakdance kunsten (afgekeken van televisie) laat zien. Vanavond eten we in de disco, het is weer eens wat anders. Een kwartier later komt Paul gelukkig thuis. RUST. Het wordt vrijdag. Vanmiddag gaat Daan logeren. Twee dagen niet nadenken, niet vooruitdenken om stress bij Daan te voorkomen. Twee dagen geen rare capriolen om hem af te leiden. Even mijn harde schijf opschonen, mijn hoofd leegmaken. Want al die uren dat ik bewust en onbewust met Daans gedrag bezig ben. Juist die maken de zorgdruk zo hoog, juist die maken zo ontzettend moe. Zondagmiddag haal ik hem op en beginnen we weer vrolijk opnieuw. Loopt mijn harde schijf vanzelf weer vol. Ik denk dat er mensen genoeg zijn die knettergek zouden worden van het leven dat ik leid. Dat maakt me trots. Op mezelf.