Daan was een extreem angstig kind in zijn eerste jaren. Hij hing overdag letterlijk als een aapje in onze nek, bang voor alle indrukken. En ’s nachts lag hij tussen ons in. Als hij dan weer huilde legde ik mijn hand op zijn buikje of hij lag op Pauls borst onder papa’s grote sterke arm. De wereld was zo vreemd en onbegrijpelijk voor Daan. Wij waren zijn veilige haven. Thuis voelde Daan zich het prettigst. We waren veel thuis. Zeg maar altijd eigenlijk. Behalve op mijn werk en in de supermarkt kwam ik nergens meer.
Daan ontwikkelde zich jarenlang nauwelijks. Dat hoorde ik van anderen en dat zag ik zelf ook wel. Ik was er ongerust over. Maar Daan was mijn eerste kind. Wat wist ik ervan? Ik had geen flauw idee hoe een normale ontwikkeling er uit zag. Natuurlijk wist ik dat hij gehandicapt was, een achterstand had. Maar hoe ik hem moest stimuleren, dat wist ik niet. Het was zo moeilijk in die jaren om de dagen thuis door te komen. Daan speelde niet en sliep niet. Hij huilde alleen maar. En ik troostte. Voor zover dat lukte. Ik keek naar Daan en brak er mijn hoofd over waar ik hem een plezier mee kon doen. Ik probeerde te bedenken wat hij zou kunnen, wat hij leuk zou vinden.  Ik verzon van alles, maar bijna al mijn pogingen liepen op niets uit. Ik gaf al mijn energie, maar er kwam bijna niets terug. Daan heeft geen “drive”, geen nieuwsgierigheid zei een orthopedagoog toen tegen mij. Ik hoorde het aan en wist intuïtief dat het niet waar was. Maar wat kon ik daarmee?
Nu begrijp ik Daan. Als je zo slecht in je vel zit, er zo veel op je af komt wat je niet begrijpt en de wereld je zo beangstigt dan ben je constant aan het overleven. Dan kun je je niet ontwikkelen. Dat had de orthopedagoog destijds toch moeten weten. De stress hield bij Daan gewoon nooit op. Hij voelde zich nooit veilig. En daardoor had hij geen ruimte en energie om zich te ontwikkelen. Zijn angst zette Daan jarenlang “op slot”. Het tij keerde pas toen hij acht jaar was. Hij begon toen op zijn nieuwe school. Daan voelde zich langzamerhand steeds veiliger en leerde andere mensen dan Paul en mij te vertrouwen. Na een poos voelde hij zich op school als een vis in het water. Er was rust en veiligheid. Daan begon te leren. Daan ging vooruit.
Sindsdien is er veel veranderd. Er zit wel degelijk “drive” in Daan. Mijn intuïtie klopte dus. Daan wil meedoen met de rest. Voor zover dat kan. Hij wil bijvoorbeeld niet meer in de rolstoel of liggend op de grond televisie kijken. Daan wil nu in een “gewone stoel” zitten zoals hij dat noemt. Dus hijs ik hem na schooltijd uit zijn rolstoel en zet hem in de gewone stoel. Met een voetenbankje onder zijn voeten. Prinsheerlijk zit hij dan in de kamer en kijkt trots om zich heen.
Daan wil zelfs helemaal uit de rolstoel. Hij vindt het naar dat mensen op hem neerkijken. Daan wil leren lopen met zijn looprek. Hij wil rechtop. Zich gelijkwaardig voelen aan anderen. En ik begrijp dat heel goed. Maar met zijn stijve spastische benen is lopen een zware opgave en moet hij eerst eindeloos oefenen in de loopbrug. Elke week tijdens fysiotherapie en bijna elke dag thuis. Buiten in de loopbrug die Paul voor hem heeft gemaakt. Dat doet hij vol overgave en soms tot hij er letterlijk bij neervalt. Maar hij gaat vooruit. En het mooiste is, dat merkt hij zelf ook.
Ik heb verwachtingen over Daans ontwikkeling al lang geleden losgelaten. Eenvoudigweg omdat ik niet weet wat ik kan verwachten. Ik kijk naar dit moment. Naar wat hij wil. Ik laat Daan merken dat ik hem begrijp. Hij wil rechtop. Dus sta ik met liefde buiten in de kou om hem te laten oefenen in de loopbrug. Ik vind hem een heel dapper kind.     Ik ben zo trots op hem. De angst voorbij knokt hij hard voor kleine stappen vooruit. En als hem dat lukt zie ik zijn stralende glimlach. Trots op zichzelf. Onbetaalbaar.  
Op 10 februari maakte ik buiten in de loopbrug een opname van Daan. Die opname kun je bekijken op youtube via deze link