Het is zaterdag aan het eind van de middag. Onze hulp voor Daan is net naar huis en hij rijdt zijn rondjes in de tuin. Paul en ik bekijken intussen waar we de bloemen zullen zaaien die ik voor moederdag heb gekregen van de jongens. Gijs rommelt naast ons met zijn speelgoedtractor. Hij wil erop gaan zitten maar maakt een rare draai en duikelt op de grond. Gijs valt natuurlijk wel vaker maar hij is een bikkel en piept niet snel. Als dat wel gebeurt zoals nu is er serieus iets aan de hand. Hij begint direct te huilen en wijst snikkend op zijn rechter elleboog dat die erg pijn doet. Ik troost hem en na een paar minuten huilt hij niet meer. Zijn rechterarm hangt slapjes naast zijn lijf naar beneden, hij wil hem niet meer gebruiken. Paul heeft er met zijn EHBO diploma het meeste kijk op en voert een aantal testjes bij Gijs uit. "Hmm" bromt hij "volgens mij is het niet gebroken, ik denk flink gekneusd of een verrekte spier." Opgelucht ga ik met Gijs naar binnen. Aan het eind van een hele dag buiten zijn is zijn energie op en hij huilt van vermoeidheid. Ik stop mijn modderige kleuter lekker onder de douche en trek hem vast zijn pyama aan. Daarna mag hij televisie kijken en ga ik koken. Af en toe kijk ik naar hem. Gijs zit rustig en stil voor de tv maar gebruikt zijn arm nog steeds niet. Het zit me toch niet helemaal lekker. Als ik hem later in bed stop zie ik dat zijn elleboog dik wordt en vertrouw het niet. Eenmaal beneden zeg ik tegen Paul dat ik morgen met Gijs naar de spoedeisende hulp ga. Zondagochtend bel ik de eerste hulp en ik kan om tien uur met Gijs terecht. Het is er rustig, we zijn de enigen in de wachtkamer. Mooi denk ik nog, dan zijn we snel weer thuis, maar dat is een illusie. Na een minuut of tien kunnen we bij de arts terecht die de elleboog van Gijs uitgebreid bekijkt en het niet helemaal vertrouwt. "Toch maar even een foto" zegt ze. We gaan de lege stille wachtkamer weer in en na een half uur worden we opgehaald door de röntgenlaborante die de foto gaat maken. Gijs heeft pijn als hij zijn arm voor de foto moet draaien. Ik ondersteun zijn arm zo goed mogelijk en de laborante trekt de camera aan een plafondrail in de beste stand. Om Gijs af te leiden wijs ik naar de plafondrail van de camera en zeg spontaan "kijk Gijs, het lijkt wel een tillift". De laborante vraagt verbaasd, "weet hij dan wat dat is?". Oh ja natuurlijk, ik heb er niet bij nagedacht. De meeste kinderen van vijf hebben geen idee wat een tillift is, maar ik heb geen zin om nu over Daan praten, ik wil mijn aandacht bij Gijs houden. Daarom geef ik een kort antwoord in de hoop dat ze niet verder vraagt. "Zijn broer is meervoudig gehandicapt en zit in een rolstoel, vandaar dat hij dat weet" antwoord ik. "Hoe komt dat?" vraagt ze zakelijk. "Eh hij werd te vroeg geboren en kreeg hersenschade door zuurstoftekort" zeg ik snel. Weer hoop ik dat het gesprek daarmee klaar is. Maar dat is het niet. "Juist, en wat is zijn levensverwachting" vraagt ze plompverloren. Beng, die vraag komt aan. Het voelt alsof ik een doffe dreun op mijn borst krijg en ik ben even uit het veld geslagen. Ik haal diep adem voor ik mompel "geen idee". "Dat wil je zeker ook niet weten" zegt ze dan nog en daarmee is het gesprek beëindigd. Ze parkeert Gijs en mij in een andere wachtkamer met speelgoed waar Gijs met alleen zijn linkerarmpje lief speelt met een vuilnisauto. Het is doodstil in de gang en we moeten eindeloos wachten. In mijn gedachten ontspint zich een ander gesprek met de röntgenlaborante. Ze knalt de vraag er opnieuw in "wat is zijn levensverwachting?" Ik zou boos kunnen worden om haar botheid maar dat doe ik niet. "Heb je enig idee hoe hard zo'n vraag aankomt bij mij?" vraag ik haar vriendelijk. Nu is zij even uit het veld geslagen. "Nou ja dat mag ik toch wel vragen" zegt ze onhandig. "Dat vind ik niet" zeg ik. "Je zit hier niet in een zakelijk overleg met collega's om een dossier te bespreken, maar je praat met een moeder van een ernstig gehandicapt kind. Zo'n vraag is erg confronterend voor mij, het is goed om je dat te realiseren. Mijn verdriet over mijn kind is groter dan ik jou kan uitleggen en het zal nooit meer weggaan. Met zo'n vraag kwets je mij ontzettend. Ik vertel je dat omdat ik heel erg hoop dat ik dit andere ouders kan besparen. Denk in het vervolg heel goed na voor je zomaar vragen stelt. Je hebt geen idee wat je daarmee overhoop haalt" Ze heeft stil naar me geluisterd en zegt "sorry, ik had dat niet moeten doen. Je laat me zien hoe hard ik ben geweest, ik heb mijn les geleerd en zal het nooit meer doen". Daarna geven we elkaar een hand en loop ik met een goed gevoel weg. Dit gesprek is er niet geweest. Het zal er ook niet komen. Ik was niet voorbereid op haar vraag en als ik hard geraakt word ben ik niet meer in staat om assertief te reageren. Ik ben bang dat het me de volgende keer in zo'n situatie net zo zal vergaan. Toch vraag ik me iets af. Juist de mensen die werken in de zorg zouden toch mensen- mens moeten zijn, met inlevingsvermogen en oog voor de emoties van anderen....? Ik zucht, het wachten in deze kamer duurt eindeloos. Dan komt er plotseling een vriendelijke dokter binnen, type Sean Connery. Ik ben weer even uit het veld geslagen, maar positief dit keer. Hij lacht naar mij en gaat gezellig bij Gijs zitten spelen. Intussen vertelt hij mij dat op de foto's gelukkig geen breuk te zien is maar dat Gijs zijn elleboog uit de kom heeft. Het is een ontzettend aardige man. Ik merk het gelijk, hij is een mensen-mens en heeft inlevingsvermogen. Ze bestaan gelukkig. Mag ik je hand even vasthouden vraagt hij vriendelijk aan Gijs en zet onverwacht met een snelle beweging de elleboog weer in de kom. Gijs huilt even van schrik en pijn maar al snel kan hij zijn arm weer gebruiken. Opgelucht kunnen we na tweeënhalf uur eindelijk naar huis.