"Papa, als Daan het niet leuk vindt, waarom moet hij dan logeren?" vraagt Gijs. Ik houd even mijn adem in bij die vraag. "Omdat dat goed is voor Daan" antwoordt Paul. (en voor ons denk ik er in stilte achteraan). Gijs neemt genoegen met Pauls antwoord.

Ik snap waarom Gijs het vraagt. Sinds een paar maanden is Gijs bij de scouting, net zoals Paul vroeger. Hij geniet van alle spelletjes en het buiten spelen. Over een paar weken gaat hij zelfs op zijn eerste "weekendkamp". Gijs blijft met de hele groep een nachtje slapen in het scoutinggebouw. Gijs heeft nog nooit gelogeerd, maar heeft er heel veel zin in. Dat heeft hij niet van mij, ik was als kind nooit zo'n held. Stiekem ben ik blij dat hij zijn moed van Paul geërfd heeft. Hij mag in de slaapzak van papa en dat is natuurlijk ontzettend stoer. Gijs is bijna vijf jaar en gaat op kamp. Gewoon logeren omdat dat leuk is.

Daan is bijna twaalf jaar. Mijn grote kleine man draagt inmiddels broeken in de kleinste herenmaat. Hij is groot, breed en sterk, maar tegelijkertijd zo ontzettend kwetsbaar. Daan is het liefste thuis, daar voelt hij zich het veiligst. In zijn vertrouwde bed en met Paul, Gijs en mij in de buurt. Toch logeert hij sinds kort een weekend per maand op de zorgboerderij. Hij heeft het daar heel fijn en wordt goed verzorgd, daar heb ik natuurlijk scherp op gelet. Maar Daan logeert niet alleen maar omdat het leuk is. Hij logeert omdat het nodig is en dat maakt het anders.

Toen Daan nog heel jong was zei ik het al tegen Paul: "Daan is achter, maar niet achterlijk". Ik heb geen idee van het IQ van Daan, dat is namelijk niet te meten. Hij heeft zo'n ingewikkelde combinatie van beperkingen dat hij niet in de bestaande testen past. Er is altijd wel iets dat hem belemmert om de opdrachten in testen uit te voeren of de vragen te beantwoorden. De ene keer begrijpt hij de vraag maar kan het niet goed genoeg zien om het goede antwoord te geven, de andere keer kan hij de opdracht motorisch wel uitvoeren maar begrijpt hij niet wat de bedoeling is. We weten dus niet wat het IQ van Daan is, maar dat vind ik niet belangrijk. Wat kan ik er tenslotte mee. Ik kijk anders naar Daan. Ik kijk met mijn gevoel en dat zegt meer dan een kil IQ cijfer. Daan is verstandelijk gehandicapt, maar hij is beslist niet gek. Daan is niet intelligent als je dat afmeet in keiharde schoolcijfers, maar Daan valt op door iets anders. Hij leeft op zijn gevoel en dat heeft hij in hoge mate ontwikkeld. Daan heeft in emotioneel opzicht enorme antennes die verder reiken dan de meeste mensen denken. Hij voelt het feilloos aan als het gesprek over hem gaat. Hij voelt het feilloos aan als iemand hem niet serieus neemt en hij voelt het ook feilloos aan als iemand niet oprecht is. Ik heb het vaak genoeg meegemaakt dat hij dan weigert om iemand een hand te geven. Daan ziet bij mensen niet de buitenkant, maar hij voelt de binnenkant en die klopt altijd. Daan vergist zich nooit. Dat heeft iets moois, iets zuivers, maar het is ook weleens heel ingewikkeld want hij prikt door alle mensen heen. Ook door mij.

Daan kijkt niet uit naar zijn logeerweekend. Hij is nu vier keer geweest en elke keer dat het logeerweekend nadert wordt Daan verdrietig. Paul en ik vertellen Daan pas één dag van tevoren dat hij gaat logeren omdat hij heel weinig tijdsbesef heeft, meer dan een dag kan hij niet overzien. Als we het hem eerder zouden vertellen loopt de spanning zo hoog op dat Daan niet meer slaapt en erg in de war raakt. Paul en ik spraken tot donderdag dus niet over het logeerweekend. Maar ook al praatten we er niet over, vanaf het moment dat mijn gedachten er mee bezig waren registreerde Daan met zijn antennes feilloos dat het logeerweekend naderde en werd hij erg onrustig. Elke dag vroeg hij tientallen keren "ik blijf thuis, niet naar kinderboerderij?" Dan stelde ik hem gerust en zei "vandaag niet". Maar zijn verdriet raakte me. Ik vertelde Daan een mooi verhaal. Ik vertelde hem dat iedereen op de boerderij het zo gezellig vindt als hij komt, dat ze hem nodig hebben bij het voeren van de dieren en dat hij zo knap en groot is dat hij al kan logeren. Het hielp niets. Ik had het kunnen weten. Daan prikt dwars door mensen heen. Ook door mij. "Nou moet je weg logeren" zei hij donderdagavond verdrietig.

Het werd vrijdag. 's Ochtends beloofde ik Daan minstens twintig keer dat ik hem zondag weer zou ophalen. Daarna ging hij een klein beetje gerustgesteld met de taxi naar school. Ik zwaaide hem uit met een dubbel gevoel. Paul deed de logeerspullen in de auto en haalde Daan 's middags op van school om hem naar de zorgboerderij te brengen. Het afscheid van Paul ging redelijk. Als het niet goed zou gaan zouden de begeleiders bellen. We hoorden niets en ik kwam tot rust dit weekend. Zondagmiddag haalde ik Daan weer op. Toen ik binnenkwam hoorde ik zijn schaterlach en hij reed mij stralend tegemoet. Net als de vorige keer. Ik was er zo blij om. Met de radio op tien reden we naar huis.

Ik houd me voor dat Daan er ooit aan zal wennen om te gaan logeren. Ik weet niet hoe lang het duurt, maar ik zal er vast ook ooit aan wennen. Volgende maand gaat hij weer logeren. Het zal vast weer goed gaan.