Zomaar een doordeweekse ochtend om kwart over zes. Paul is al een kwartier in de keuken en smeert brood voor iedereen. Ik kom net gedoucht en aangekleed de trap af. Vandaag is het mijn beurt om Daan uit bed te halen. Dat doen Paul en ik om en om, zo verdelen we onze laatste reserves zo goed mogelijk. Daan dommelt nog als ik zijn kamer binnen kom. Maar ineens is hij klaarwakker. Hij weet precies wat er gaat gebeuren. Desondanks wil hij dat wel zeker weten. Heel zeker. Dus stelt Daan vragen. Heel veel vragen. Dat doet hij al heel lang, maar sinds zijn pubertijd is dat nog veel erger geworden. Een kleine impressie. Terwijl ik het hek van zijn hoog laag bed openmaak en zijn onderbroek en luier uittrek is Daans eerste vraag een feit. “Zul’gaan doesen mama?” En dan zeg ik elke ochtend (intussen puberluchten opsnuivend) “dat lijkt me een goed idee Daan”. Ik kleed Daan verder uit op zijn bed en rijd hem in zijn douchestoel naar de badkamer. “Zul’gaan doesen mama? Zul’gaan doesen mama? Zul’gaan doesen mama? Zul’gaan doesen mama? Zul’gaan doesen mama? Zul’gaan doesen mama?” Bij het uitdelen van de eigenschap engelengeduld heb ik bepaald niet vooraan gestaan. Maar inmiddels ben ik ruim dertien jaar getraind. Toch voel ik mijn irritatie al opkomen, maar ik houd me in. Rustig zeg ik tegen hem “Daan, wat zijn we nou aan het doen? “Aan doesen mama.” “Goed zo. Zie je wel, je weet het best.” “Zul’zeep smeren mama? Zul’zeep smeren mama? Zul’zeep smeren mama? Zul’zeep smeren mama? Zul’zeep smeren mama?” “Daan kijk eens, wat ben ik nou aan het doen?” Zeep smeren mama.” “Goed zo Daan.” “Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama?” (NB: “je” betekent “ik” bij Daan). “Daan ik heb je wel gehoord, één keer is genoeg vent.” Ik was Daans haren en poets zijn tanden. Nog steeds met peutertandpasta want Daan kan zijn mond niet spoelen. Het is ongeveer drie seconden stil. Dan volgt “Mama, mag buiten blijven als uit de school kom?” “Ja dat mag Daan als het mooi weer is.” Het helpt niks. “Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom?” Ik kijk Daan indringend aan. ”Daan, heb je gehoord wat mama net zei?” Daan: “als mooi weer is.” “Precies” zeg ik. “Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama. Je weet toch allang mama?” Zucht….. “ja Daan ik hoor je.” En daar gaan we nog een keer. “Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom? Mama, mag buiten blijven als uit de school kom?” “Daan, pindakaas!” zeg ik. Ik hoor jullie denken, huh pindakaas? Hm ja dat woord is uit een soort wanhoop geboren. Als Daan maar bleef herhalen gaven wij als antwoord pindakaas. Voor Daan een teken dat het genoeg was. Tenminste, dat hoopten we. Ons antwoord pindakaas heeft ook wel een poosje gewerkt, pak ‘m beet een paar weken. Daarna had Daan ook een antwoord bedacht: “kan niet pindakaas zijn. Kan niet pindakaas zijn. Kan niet pindakaas zijn. Kan niet pindakaas zijn mama?” Dus…… Het is om wanhopig van te worden. Daan ‘s ochtends douchen en aankleden duurt zo’n drie kwartier en bij een slecht humeur nog langer. Inclusief ontbijten en medicijnen zijn we een uur en een kwartier met hem bezig. Steeds dezelfde vragen herhalen doet Daan ook elke ochtend een uur en een kwartier. En zodra hij rond vier uur thuiskomt begint hij opnieuw. Tot hij rond zeven uur naar bed gaat. Toen ik begon met blogs schrijven nam ik mij iets voor. Ik zou zo veel mogelijk afwisselend schrijven. De ene week een leuk, humoristisch blog, de andere week een blog over de minder vrolijke kanten van ons leven met Daan. Blogs lezen moet tenslotte wel leuk blijven en humor houdt een mens overeind. Tenminste, mij wel. Ondanks dat de minder vrolijke kanten in de meerderheid zijn is mij die afwisseling aardig gelukt. Maar eerlijkheid staat bij mij altijd voorop. En ik moet jullie bekennen dat het me al een tijdje heel moeilijk valt om leuke humoristische blogs te schrijven. Ik merk aan alles dat we op een glijdende schaal naar beneden zitten. Daan wordt steeds intensiever, zijn gedrag steeds moeilijker. Dat is een meer dan beroerde combinatie met onze steeds verder afnemende krachten en incasseringsvermogens. De minimale zorg voor Daan lukt ons nog, maar daarmee heb je het dan ook echt wel gehad. Paul en ik zorgen voor Daan op onze allerlaatste reserves. Dat betekent dat wij doen wat nodig is. We douchen hem dagelijks, verschonen zijn luiers, zijn kleding en zijn bed. We eten samen met hem en geven hem zijn medicijnen. En we geven hem aandacht. Heel veel aandacht. Omdat Daan namelijk steeds meer aandacht vraagt. Nou ja vraagt, hij claimt. Zelfs zoveel dat ik het er soms letterlijk benauwd van krijg. We leveren dus de strikt noodzakelijke zorg, maar alles wat daarbuiten valt lukt niet meer. Onze energie is op. Er zijn regelmatig momenten dat ik het amper meer kan opbrengen. Een teken aan de wand. Een teken dat wij niet meer in staat zijn om Daan te geven wat hij nodig heeft. Dus is het goed dat het moment van Daans verhuizing nadert. Dat snap ik best. Maar zo voelt het niet. Als een soort sneeuwschuiver heb ik dat moment voor me uit geschoven. Dat kon ook want de nieuwbouw op de Zorgboerderij was nog lang niet klaar. Maar inmiddels is de plavuizen vloer gelegd en gevoegd en is de schilder is druk bezig. Over een week of drie is de oplevering een feit. Morgen is het zover. Onze eerste bijeenkomst over het wonen van Daan en een rondleiding in de nieuwe gebouwen. Het wordt nu echt concreet. De filmploeg zal er bij zijn. We gaan een andere maar opnieuw een intensieve periode tegemoet. Ik zou graag willen uitleggen hoe dat voelt, maar dat lukt me niet. Ik kan de woorden niet vinden. Het is even genoeg. Pindakaas.