Zorgboerderij de Korenschoof levert intensieve begeleiding, goede nachtzorg en zinvolle dagbesteding. Het welzijn van hun cliënten staat altijd voorop, maar zij hebben geen toverformule. Zij vinden gewoon dat goede zorg vooral een kwestie is van andere keuzes maken. Een andere mindset. Voor De Korenschoof is het vanzelfsprekend dat zij geld voor zorg ook aan zorg besteden en niet aan bijvoorbeeld overbodige overheadkosten. Over de achtergrond van deze andere mindset en hun werkwijze een interview met oprichter Anouk Nieuwe Weme.

 

(tekst: Jacomien Wolfkamp)

 

Anouk: “Ik ben opgegroeid op een boerderij in een hecht, gezellig gezin met vier meisjes. Mijn vader was varkenshouder en loonwerker en werkte tot ’s avonds laat. Van hem leerde ik om niet de weg van de minste weerstand kiezen. Ik leerde ook om in contact met anderen het verschil te maken. Iets extra’s te doen. Ik koos voor de verpleging met het beeld van een ziekenhuis of verpleeghuis. Maar tijdens de opleiding merkte ik dat ik de zorg voor mensen met een beperking heel erg leuk vond. In mijn allereerste stage dacht ik eerst ‘oh dit is niks voor mij. Al die geluiden en geuren en hoe krijg ik contact met deze mensen…’ Na twee maanden zag ik dat heel anders. Deze mensen maakten juist veel contact! Ik kon zoveel verschil maken voor hen. Het voelde voor mij niet als werk, maar als gezellig op bezoek zijn. Dus rondde ik mijn opleiding af in de richting gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Eerst werkte ik een half jaar in het ziekenhuis, vooral de technische kant van het vak. Maar die kunstjes kan iedereen leren, dat vond ik niet de grootste uitdaging. Ik belde mijn oude stageadres op of ik terug kon komen en leverde mijn vaste aanstelling in voor mijn roeping.”

 

“Als begeleider ging ik vaak met jongeren naar buiten omdat zij dan veel minder spanning opbouwden. Zij hadden veel baat bij de boerderij op het terrein. Dat effect zag ik direct zodra een van hen over de rooie ging. Normaal gingen zij dan naar de isoleercel of time-out ruimte zodat ze zichzelf niet konden beschadigen. Daar raasden ze net zolang door totdat ze hartstikke moe waren. Lichamelijk was dat veilig, maar gééstelijk…….” Anouk valt stil. “Ik vond dat zó’n grote impact hebben. Wat denk je hoe zij zich voelden in die isoleercel? Hun frustratie bleef zitten en dat uitte zich op een later moment gewoon opnieuw. Die isoleercel werkte dus maar tijdelijk en loste niets op. Daarom nam ik de kinderen mee naar buiten. De frisse lucht, de ruimte en het groen leidden af. Dat bracht hen ook tot rust, maar dan op een menselijke manier. Helaas kon ik dat niet meer doen vanwege bezuinigingen. Er was te weinig bezetting en het paste niet in de manier van zorg bieden.”

 

Vast aanbod

“Deze Zorginstelling had een vast aanbod en hun cliënten moesten daarin passen. Dat gold zowel voor een woongroep als voor de dagbesteding. Er waren verschillende soorten dagbesteding, maar de cliënten moesten een keuze maken uit het vaste aanbod. Dat betekende de boerderij, waszakken ophalen of papier scheppen. Op onze Zorgboerderij bieden wij onze meervoudig complex gehandicapte jongeren een ontwikkel-programma. Maar daar liepen zulke kinderen de hele dag met zijn achten naast een kar waszakken op te halen. En dat was ‘t. Dat deed geen recht aan het kind. Zo kwam er niet uit wat erin zat. Weet je, ik zie mijn cliënt in de eerste plaats als mens. Elk mens heeft zijn eigen manier van doen, heeft dingen die hij belangrijk vindt. Ook al ben je nog zo beperkt, ieder mens heeft eigen waarden en normen en een innerlijke ‘drive’. Ik vind dat mensen door hun beperking niet ook nog eens beperkt mogen worden in hun ‘mens zijn’. Daarom probeer ik op de Zorgboerderij die ‘drive’ naar boven te halen. Dat maakt hen gelukkig. Ik heb dus geen vast aanbod of pasklare concepten en ik plaats kinderen niet in een hokje. Ik kijk wat het kind nodig heeft en pas de kaders aan. Ik denk in oplossingen.”

 

Als moeder ervaar ik dat ‘hokjes denken’ als gebrek aan respect voor mijn kind. Denk jij dat het daarmee te maken heeft?

“Niet bij de mensen in de dagelijkse praktijk. Die hebben hart voor hun cliënten. Het denken in hokjes komt doordat het systeem te bedrijfsmatig wordt ingezet. Natuurlijk, de Zorgboerderij is ook een Zorgbedrijf, maar ik heb géén bedrijfscultuur. Nergens. Ook op mijn financiële administratie wil ik geen medewerkers die alleen financieel onderlegd zijn en mensen dus ook op die manier te woord staan. Ik heb hier te maken met een stuk menselijk aspect, dus wil ik medewerkers met een achtergrond op beide gebieden. Ook dat moet goed zijn.”

 

Start van De Korenschoof

“Ik wilde op mijn manier zorg verlenen. Ik onderzocht in 2005 met een oud-collega de mogelijkheden om een Zorgboerderij te beginnen. Toen een vrij nieuw fenomeen. Mijn collega haakte snel af, ze wilde er niet alles voor opgeven. Ik was nog jong, 23 jaar, maar ik voelde: ‘Ik kan dit!’ Toeval bestaat niet. Een makelaar in de omgeving hoorde van mijn plannen en wees me op een boerderij die te huur stond. Het was één grote bende. Ik had toen al aanmeldingen van ouders die met de handen in het haar zaten. Dat eerste jaar ging ik naar hen toe om kinderen op te vangen terwijl de boerderij, de stallen en de schuren werden aangepast en gerenoveerd. Op 1 mei 2007 ben ik begonnen met vijftien kinderen in de dagopvang en naschoolse opvang. Dat waren zowel meervoudig complex gehandicapte kinderen als kinderen met een hoger niveau. Die combinatie werkte heel goed.”

 

“Ik maakte een bedrijfsplan met als leidraad mijn idealisme en de waarden en normen vanuit mijn achtergrond. Ik verdiepte me natuurlijk ook in het starten van een Zorgbedrijf. Daarbij las ik heel veel dingen waarvan ik dacht ‘nou we zullen nog weleens zien of dat niet kan, want dat wil ik wel!’ Ik las bijvoorbeeld over efficiënte zorg verlenen. Dat ik moest zorgen dat alle cliënten ’s ochtends op hetzelfde moment aanwezig waren en ’s avonds op hetzelfde moment werden opgehaald. Maar ik wilde geen bedrijf waar ’s morgens om negen uur de kinderen worden afgeleverd bij het hek! Er zijn gewoon kinderen die moeilijker wakker worden en waarvoor ouders al zoveel doen. Dan kan ik niet van die ouders verwachten dat ze ’s morgens om negen uur kant en klaar op de stoep staan.”

 

Denk je dat Zorgorganisaties te weinig weten over de impact van een gehandicapt kind op een gezin?

“Oh ja absoluut. Als zorgverlener kun je wel een inschatting maken wat het van ouders vraagt om voor deze kinderen te zorgen. Maar als Zorgbedrijf heb je daar geen beeld bij, anders maak je niet zo’n regel dat kinderen er op een vaste tijd moeten zijn. In de boeken is efficiency voor alles het uitgangspunt. Maar als je een kind hebt met epilepsie waar je ’s morgens superdruk mee bent, zal het je gestolen worden of ze om half negen ergens moeten zijn. De zorg voor hen heeft dan prioriteit!”

 

Wat doe jij anders?

“Ik denk vanuit de zorg, dat is mijn uitgangspunt. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dat veel beter is. De zorg is de levensader van De Korenschoof. Zodra het ons om de centen gaat betekent dat de ondergang van dit bedrijf. Menig manager zal nu zeggen ‘Anouk zo kun je niet rekenen.’ Natuurlijk moet ik ook de zakelijke kant regelen en alles in perspectief blijven zien. Maar ik kies voor kwaliteit. Toen ik begon ben ik met mijn kostprijs iets boven de rest gaan zitten. Dat was toen best eng, want er waren natuurlijk goedkopere alternatieven. Zou ik wel aanmeldingen krijgen van kinderen? Wilden ouders die hogere prijs betalen uit hun Persoonsgebonden Budget? Maar dat bleek gewoon zo te zijn. Ik geloof oprecht in het investeren in de zorg, in mijn idealisme. Als mijn kwaliteit hoog is behoud ik mijn inkomsten.”

 

Die hoge kwaliteit vertaalt zich ook naar de thuissituatie. Als mijn kind goede zorg krijgt, komt hij ontspannen thuis. Als hij slechte zorg krijgt reageert hij thuis af wat hij tekort is gekomen.

“Precies, zo kijk ik er ook naar. En dat gaat verder dan alleen het kind. Ik las bijvoorbeeld in de boeken dat ik niet voor ouders mag zorgen. Als zij emotioneel zijn of het moeilijk hebben mag ik mij daar niet mee bezig houden omdat ik die zorg niet betaald krijg. Nou ja, als ik ’s ochtends geen half uur uittrek voor een ouder die de hele nacht over de vloer heeft gelopen en er helemaal doorheen zit win ik dat halve uur inderdaad in geld. Maar als ik dat halve uur wél investeer win ik over de hele week misschien wel vijf uur! Bijvoorbeeld in energie, in hoe ik verder kan met het kind en hoe de ouder op het kind reageert. In de reguliere gehandicaptenzorg had ik dezelfde ervaring. Ik had ‘s ochtends bij een cliënt de lamp aan kunnen doen en de dekens eraf kunnen trekken. ‘Snel in bad want we moeten over een uur klaar zijn!’ Maar dat deed ik nooit. Ik ging eerst tien minuten bij iemand op bed zitten, pakte zijn hand of streek door zijn haren. Dan zei ik ‘hoe gaat het, heb je lekker geslapen?’ Door die rust te geven lukte de rest me in een half uur of drie kwartier. Je hebt een keuze en soms moet je ook gewoon makkelijker zijn. Je kunt met zijn tweeën op een groep staan en denken ‘potverdorie nou moeten we twaalf immobiele kinderen uit bed halen. Snel wassen en aankleden want ze moeten voor tien uur op de dagbesteding zijn.’ Als je zo werkt begin je hard te lopen en ben je knetterdruk. Je kunt ook kijken welke cliënten het prettig vinden om wat langer te liggen. Wie vindt een ontbijt op bed fijn? Als je de zorg en de cliënt als uitgangspunt neemt bespaar je uiteindelijk ook tijd. Zo werkt het gewoon. Helaas gaat het in de praktijk vaak andersom. Cliënten krijgen eten op bed omdat dat sneller gaat. Niet omdat ze dat fijn vinden.”

 

Visie en missie

“Mijn missie is dat de Korenschoof een gezellige warme plek is waar mensen zich veilig voelen.  Waar ze geaccepteerd worden zoals ze zijn. Een plek waar we denken in mogelijkheden en niet in beperkingen. Mijn visie en missie zijn gebaseerd op mijn jeugd. Ik was een onzeker meisje, heel timide. Altijd bang dat ik wat moest zeggen in de klas. Totdat ik iets leerde van mensen met een beperking. Die zijn namelijk gewoon wie ze zijn. Klaar! En daar moet iedereen het maar lekker mee doen. Zo zou de wereld eigenlijk moeten zijn. Daarom heb ik de slogan ‘Een plek waar je jezelf mag zijn!’ Dat vind ik het allerbelangrijkste. Als je niet jezelf kan zijn, je niet veilig en geborgen voelt….. dan kun je nog zoveel talenten en idealen hebben, maar dan komt er niks uit.”

 

Waarin onderscheid jij je nog meer van het reguliere zorgaanbod?

“Naast mijn missie en visie ook in onze personele bezetting. In de grote instellingen heb je soms wel tien of twaalf cliënten in een groep. Bij ons werkt op de groep meervoudig complex gehandicapten één begeleider op twee à drie kinderen. Bij Jeugdzorg is dat één begeleider op drie à vier jongeren. Verder stemmen wij ons zorgaanbod af op de cliënt en niet andersom. De manier waarop wij bepaalde zorgvragen oppakken is totaal anders. Wij hebben hier geen time-out of isoleerruimtes en de fysiotherapeut werkt niet in een lokaal maar lekker buiten op de boerderij. Onze kinderen en jongeren hoeven niet te verhuizen als ze achttien worden. Ze mogen hier levenslang blijven. Wat wel gebeurt is dat sommige jongeren van Jeugdzorg deze plek ontgroeien en beter gebaat zijn bij ambulante hulpverlening. En soms hebben we jongeren die echt ontsporen als ze bijvoorbeeld met drugs in aanraking komen. Wij zijn geen instelling voor verslavingszorg, dan moeten we passende zorg gaan zoeken.” 

 

“In het begin bood ik alleen dagopvang, maar de ouders van die kinderen hadden ook behoefte aan logeeropvang. Het was geen optie om de kinderen op verschillende plekken te plaatsen, dat konden ze niet aan. Daarom hebben we de logeeropvang gebouwd en in oktober 2010 geopend. Daarna heb ik ons zorgaanbod verder uitgebreid. Samen met zo’n vijftig medewerkers bied ik nu dertig woonplekken. Daarnaast bieden wij crisisopvang, logeren, naschoolse opvang, dagbesteding, arbeidsmatige dagbesteding en scholing.”

 

Waarop selecteer jij je personeel?

“Het allerbelangrijkste vind ik dat ze hart hebben voor de kinderen. Dat ze met passie warme zorg uitdragen. Wettelijk moet ik aan opleidingseisen voldoen zoals een percentage Hbo’ers. Daar kijk ik wel naar, maar de manier waarop medewerkers in het leven staan vind ik belangrijker dan opleiding. Als je hier komt om geld te verdienen zonder oog te hebben voor wat een jongere van jou nodig heeft….. dan heb je het niet begrepen. Dan komt het niet vanuit jezelf en heb je op die HBO alleen een kunstje geleerd. Dat kunstje werkt hier niet want deze kinderen zijn heel puur, die prikken overal doorheen. Die lopen alleen weg met mensen die het oprecht menen. Medewerkers werken hier echt met hart en ziel. Zij komen speciaal terug voor de verjaardag van het kind van wie ze persoonlijk begeleider zijn. Ze komen ook langs als het even niet zo goed gaat met een kind. Gewoon omdat ze dat belangrijk vinden. Ik heb spiritualiteit hoog in het vaandel staan, dat kunnen medewerkers meenemen in hun werk. Spiritualiteit is geen hocus pocus, maar gewoon werken met je gevoel. Dat heb je nodig. Mijn hele MCG team heeft een cursus gevolgd ‘werken met energie.’ Je krijgt hier de ruimte om op momenten te doen wat je hart je ingeeft. Dat is niet gebonden aan regeltjes. Kijk bijvoorbeeld naar de methode ‘Geef me de vijf’ voor mensen met autisme. Dat kun je toepassen bij kinderen en dat kan heel goed werken. Je scheert dan alleen wel alle kinderen met autisme over één kam terwijl je ook moet aanvoelen, moet luisteren naar je intuïtie. Gisteravond zat ik naast een meisje dat helemaal door het lint was gegaan. Ik bood haar veiligheid door een zwaar kussen op haar schoot te leggen en haar even op de schouders te drukken. Op die momenten volg ik mijn gevoel en dat werkt.“

 

De Korenschoof werd groter, van verzorgende werd je manager. Hoe was dat voor jou?

“Een groot verschil. Sinds dat moment sta ik er niet meer naast als iets op een andere manier gaat dan ik wil, dus moet ik medewerkers achteraf aanspreken. Daardoor is het ook ingewikkelder om mijn idealisme, mijn enthousiasme en mijn visie over te dragen op anderen. Ik heb wel teamleiders, zij houden een oogje in het zeil. Wij hebben ook een rapportagesysteem en elke ochtend loopt er iemand langs de groepen om te vragen of er bijzonderheden zijn. Op dat moment is de slaapdienst er nog (die werkt van 16.00 tot 9.00 uur red.) en komt de dagdienst. Ik ga zelf regelmatig langs, maar ik vind toch dat ik teveel mis. Twee dagen informatie missen betekent hier wel achtenveertig uur. In werkuren is dat een week! Ik wil graag alle ouders kennen, een praatje maken met de jongeren en er voor ze zijn. Daarom heb ik een bedrijfsleider aangesteld die zich richt op de verbetering en verfijning van de processen.”

 

Overhead

“Ik heb zo min mogelijk overhead. Ik heb twee teamleiders op MCG en twee op Jeugdzorg. Zij werken op de groepen en hebben maar enkele uurtjes overhead die ze gebruiken voor hun extra taken. Zij hebben vooral een controlerende en signalerende functie. Verder heb ik een pedagoog op kantoor. Zij doet alle indicaties, gesprekken met ouders en gemeentes, de beleidsstukken, de aanbesteding en de jaarrekening. Ik controleer vooral op onze visie en missie: wordt het werk nog wel op de goede manier uitgevoerd en gaan we de kant op die ik op wil.”

 

Van idealen en dromen kun je niet leven. Hoe houd je de Zorgboerderij overeind in deze onrustige tijden met bezuinigingen?   

“Ik probeer niet te bezuinigen op de directe zorg voor de kinderen dus moet ik gewoon kritisch  kijken waar het wel kan. Dat betekent ook dat ik af en toe tegen de bureaucratie in opstand kom. Bijvoorbeeld een dossier. Dat hoeft niet vijftien keer per jaar besproken te worden met tig partijen, alleen maar omdat dat ooit zo afgesproken. Je moet je altijd blijven afvragen ‘waarom doen we dit?’ Als je daar geen antwoord meer op kunt geven dan moet je er heel gauw mee stoppen” lacht Anouk. “Aan die bureaucratie kan ik zelf iets doen. De gemeente ziet dat wij bijna geen onderaannemers en overheadkosten hebben vergeleken met andere instellingen en vragen ‘leg ons eens uit, waarom kan het bij jullie goedkoper dan bij andere zorginstellingen?’ Nou, vooral niet in hokjes denken want dat kost een heleboel geld. Laatst had ik een voogd die een cliënt moest plaatsen. Volgens de hokjes was alleen de hele dure zorg zoals een gesloten inrichting een optie. Dat wilde hij liever niet, daarom koos hij voor ons. Na een poosje zei hij blij ‘hoeveel cliënten wil je hebben want jouw aanpak werkt veel beter!’

 

Waaraan wil jij nooit concessies doen als het gaat om kwaliteit van zorg?

“Aan het gevoel van geborgenheid en veiligheid van de kinderen” antwoordt Anouk direct. Dan volgt een stilte. “Ook liever niet aan heel veel andere dingen maar dat is echt…. de basis. Dat wil ik gewoon niet. Ik word er gelukkig van als ik voor mensen het verschil kan maken. Als ik een glimlach op hun gezicht kan toveren. Bijvoorbeeld als ik ouders die met hun handen in het haar zitten weer perspectief kan bieden.”

 

Kun jij af en toe de deur op slot doen en denken ‘ik ben er even niet?’

Stellig: “nee, ik ben altijd bereikbaar. Bij calamiteiten bellen ze mij gelijk. Bijvoorbeeld als er een ambulance nodig is of als iemand hele zware epilepsieaanvallen heeft. Dan ben ik ook weleens back-up voor de nacht. Als ik op vakantie ben heb ik hele goede medewerkers die het overnemen, maar als het erop aankomt en er gebeurt iets….. dan heb ik gewoon liever dat ik het weet. De Zorgboerderij is namelijk mijn kindje en alle kinderen die hier wonen voelen voor mij ook een beetje als mijn kind. Daarom wil ik graag weten wat er gaande is.”

 

Dan roept Anouk ineens: “GOED BEZIG!!!!” Lachend kijkt ze naar het landweggetje voor ons waar een van de cliënten van Jeugdzorg hardloopt samen met haar begeleider. ‘Ik ben bijna dood!’ roept ze tegen Anouk. “Ben je bijna dood?? Nee toch, je doet het hartstikke goed! Joh jij rent hem er met gemak uit, ik weet het zeker, echt!” Dan serieus tegen mij: “Kijk eens, toen zij nog op een andere zorgplek woonde zat ze vier keer per dag in een dwangbuis in de isoleercel…….” Het is even stil.

 

“Dan is dit toch echt veel beter” concludeert Anouk tevreden.