Interview

Maandagavond werd ‘Zorg om Daan’ uitgezonden over onze verdrietige beslissing om Daan uit huis te plaatsen. Vanaf dat moment zijn Paul en ik compleet bedolven onder een onvoorstelbare hoeveelheid lieve en hartverwarmende reacties. Daarover volgende week meer. Deze week geen blog maar een interview. Een boodschap van hoop voor ouders zoals wij. Warme, veilige en goede zorg. Het kán. Ook in 2016. Het is namelijk vooral een kwestie van andere keuzes maken. Een andere mindset.

 

Daan woont nu bijna een jaar op Zorgboerderij De Korenschoof. Het is zijn tweede thuis geworden en hij is er heel gelukkig. Daar zijn Paul en ik ongelofelijk blij mee. De Korenschoof krijgt voor Daan hetzelfde zorgbudget als andere Zorgorganisaties. Hoe kan de zorg voor Daan daar dan zoveel beter zijn dan elders? Denk bijvoorbeeld aan intensieve begeleiding, goede nachtzorg en zinvolle dagbesteding. Oók voor MCG! Hoe krijgt De Korenschoof dat voor elkaar? Daarover had ik een lang gesprek met directeur Anouk Nieuwe Weme.

 

ACHTERGROND

 

Anouk: “Ik ben opgegroeid op een boerderij in een hecht, gezellig gezin met vier meisjes. Mijn vader was varkenshouder en loonwerker en werkte tot ’s avonds laat. Van hem kreeg ik mee om vooral niet de weg van de minste weerstand kiezen. Ik leerde ook van mijn ouders om in contact met anderen het verschil te maken. Iets extra’s te doen. Ik hield van kinderen en koos voor de verpleging met in mijn achterhoofd een ziekenhuis of verpleeghuis. Maar tijdens de opleiding merkte ik dat ik de zorg voor mensen met een beperking heel erg leuk vond.”

 

“Tijdens mijn stage op de allereerste groep dacht ik eerst ‘oh dit is niks voor mij. Al die geluiden en geuren en hoe krijg ik contact met deze mensen...’ Maar na twee maanden zag ik dat heel anders. Deze mensen maakten juist veel contact! Ik kon ook zoveel verschil maken voor hen. Het voelde voor mij niet als werk, maar als gezellig op bezoek zijn. Dus rondde ik mijn opleiding af in de richting gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Eerst werkte ik een half jaar in het ziekenhuis en deed vooral de technische kant van het vak. Maar die kunstjes kan iedereen leren, dat vond ik niet de grootste uitdaging. Ik belde mijn oude stageadres op of ik terug kon komen. Dat kon. Op dat moment leverde ik mijn vaste aanstelling in voor mijn roeping. Dat voelde ook gelijk zo toen ik daar begon als oproepkracht. Ik heb heel veel groepen gezien van allerlei niveaus. Uiteindelijk kwam ik op een groep laag niveau jongeren met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. Daar heb ik ruim drie jaar gewerkt.”

 

HOKJES DENKEN EN ISOLEERCEL

 

“Ik ging vaak met deze jongeren naar buiten, dan zag ik zoveel minder spanningsopbouw. Buiten zijn om te ontstressen werkte goed voor mij en dat was voor deze jongeren ook zo. Zij hadden veel baat bij de boerderij op het terrein. Ik zag het effect direct zodra een jongere over de rooie ging. Normaal ging zo’n jongere dan naar de isoleercel of time-out ruimte zodat ze zichzelf niet konden beschadigen. Daar raasden ze net zolang door totdat ze hartstikke moe waren. Lichamelijk was dat veilig, maar gééstelijk.......” Anouk valt stil. “Ik vond dat zó’n grote impact hebben.”

 

Wat deed dat met jou?

“Wat denk je hoe die jongeren zich voelden in die isoleercel? Zij bleven met een stuk frustratie zitten dat zich op een later moment gewoon weer uitte. Die isoleercel werkte alleen op dat ene moment. Maar uiteindelijk loste het niets op want die cel bleef een paar keer per dag nodig. Daarom nam ik de kinderen in plaats daarvan mee naar buiten. Ik merkte dat de frisse lucht, de ruimte en het groen iets voor hen deed. Dat leidde af en bracht hen ook tot rust, maar dan wel op een menselijke manier. Helaas maakten de bezuinigingen, de bezetting en de ruimte dat ik dat eigenlijk niet kon doen.”

 

Want als jij met de kinderen naar buiten ging moest je erbij zijn en als ze in de isoleercel gingen niet?

“Dat klopt, die personele component zat daar absoluut in. Maar er was ook een soort vastgezette manier van zorg bieden waarin dat niet paste. Deze Zorginstelling had een vast aanbod en de cliënten moesten daarin passen.”

 

En als cliënten niet pasten?

“Tja dat moest gewoon. Een kind moest binnen een woongroep en de dagbesteding passen. Er waren wel verschillende soorten dagbesteding, maar de cliënten moesten een keuze maken uit het vaste aanbod. Dat betekende de boerderij, waszakken ophalen of papier scheppen. Op De Korenschoof bieden wij onze MCG-jongeren een ontwikkelprogramma aan. Maar daar liepen zulke kinderen de hele dag met zijn achten naast een kar waszakken op te halen. En dat was ‘t. Dat vond ik geen recht doen aan het kind. Zo kwam er niet uit wat erin zat.”

 

“Weet je, ik zie mijn cliënt in de eerste plaats als mens. Elk mens heeft zijn eigen manier van doen, heeft dingen die hij belangrijk vindt. Ook al ben je nog zo beperkt, ieder mens heeft eigen waarden en normen. Alle mensen hebben een drive. Ik vind dat mensen door hun beperking niet ook nog eens beperkt mogen worden in hun ‘mens zijn’. Daarom probeer ik op de Zorgboerderij die drive naar boven te halen, dat maakt ze gelukkig. Ik heb dus geen vast aanbod of pasklare concepten en ik plaats kinderen niet in een hokje. Ik kijk wat het kind nodig heeft en pas de kaders aan. Ik denk in oplossingen.”

 

Als moeder ervaar ik dat ‘hokjes denken’ vaak als een gebrek aan respect voor Daan. Denk jij dat het daarmee te maken heeft?

“Niet als ik kijk naar de mensen in de dagelijkse praktijk. Die hebben hart voor hun cliënten. Het denken in hokjes komt doordat het systeem te bedrijfsmatig wordt ingezet. Natuurlijk, de Zorgboerderij is ook een Zorgbedrijf, maar ik heb géén bedrijfscultuur. Nergens. Ook op mijn financiële administratie wil ik geen medewerkers die alleen financieel onderlegd zijn en mensen dus ook op die manier te woord staan. Ik heb hier te maken met een stuk menselijk aspect, dus wil ik medewerkers met een achtergrond op beide gebieden. Ook dat moet goed zijn.”

 

“Ik wilde op mijn manier zorg verlenen. Ik onderzocht in 2005 met een oud-collega de mogelijkheden om een Zorgboerderij te beginnen. Toen een vrij nieuw fenomeen. Mijn collega haakte snel af; ze wilde er niet alles voor opgeven. Ik was ook nog maar 23, maar ik voelde: ‘Ik kan dit!’ Toeval bestaat niet. Er was een makelaar in de omgeving die van mijn plannen hoorde. Hij wees me op een boerderij die te huur stond. Kopen was geen optie. Mijn partner Bryan en ik hadden nog maar net een huis gekocht. Bryan haalde me over. ‘Je bent al zo ver gekomen, je weet van de hoed en de rand. Als dit is wat je wilt, moet je het nú doen!’ Toen hebben we de gok genomen. We hebben ons huis te koop gezet en deze boerderij gehuurd.” 

 

“Het was één grote bende, we hebben alles gerenoveerd. Bryan heeft daar veel in gedaan. Het was tot vijftien jaar daarvoor een varkenshouderij geweest van twee broers. Toen ze stopten hebben ze de varkens uit de stallen gehaald en zijn de schuren blijven liggen met de mest er nog in.” Anouk lacht: “dat mochten we allemaal opruimen, we hebben daar echt dag en nacht staan werken naast onze gewone werkweek. Ik had toen al aanmeldingen van ouders die met de handen in het haar zaten. Dat eerste jaar ging ik naar hen toe om thuis kinderen op te vangen. Bryan renoveerde de boerderij, de stallen en de schuren Hij paste alles aan, maakte deuren breder zodat rolstoelen erdoor konden. Op 1 mei 2007 hadden we alle papieren en zijn we begonnen. Kort daarvoor waren we verhuisd. Het bleek niet te doen om steeds heen en weer te rijden en de dieren konden niet alleen blijven. Toen ik startte begeleidde ik vijftien kinderen in de dagopvang en naschoolse opvang. Dat waren zowel meervoudig complex gehandicapte kinderen als kinderen met een hoger niveau. Ik legde het ze uit: ‘daar waar jij hulp nodig hebt om contact te maken heeft een ander kind hulp nodig bij het eten.’ Dat werkte heel goed.”

 

BEDRIJFSPLAN

 

“Ik heb op basis van mijn eigen gedachten een bedrijfsplan gemaakt. Daarin waren mijn idealisme en de waarden en normen vanuit mijn achtergrond de leidraad. Ik heb me natuurlijk ook verdiept in het starten van een Zorgbedrijf maar ik las heel veel dingen waarbij ik dacht ‘nou we zullen nog weleens zien of dat niet kan, want dat wil ik wel!’

 

Kun je een voorbeeld noemen?

“Ik las bijvoorbeeld over efficiënte zorg verlenen. Dat je moet zorgen dat alle cliënten ’s ochtends op hetzelfde moment aanwezig zijn en ’s avonds op hetzelfde moment worden opgehaald. Maar ik wilde geen bedrijf waar ’s morgens om negen uur de kinderen worden afgeleverd bij het hek! Er zijn gewoon kinderen die moeilijker wakker worden en waarvoor ouders al zoveel doen. Dan kan ik niet van die ouders verwachten dat ze ’s morgens om negen uur kant en klaar op de stoep staan.”

 

Denk je dat Zorgorganisaties te weinig weten over de impact van een gehandicapt kind op een gezin?

“Oh ja absoluut. Ik denk dat je als zorgverlener wel weet wat er in ouders omgaat. Je kunt in ieder geval een inschatting maken wat het van ouders vraagt om voor deze kinderen te zorgen. Als Zorgbedrijf heb je daar geen beeld bij, anders maak je niet zo’n regel. In die boeken wordt alles alleen economisch bekeken. Efficiency is het uitgangspunt. Maar als je een kind hebt met epilepsie waar je ’s morgens superdruk mee bent, zal het je gestolen worden of ze om half negen ergens moeten zijn. De zorg voor hen heeft prioriteit en niet een tijd of een regel.

 

ZORGEN MET EEN ANDER UITGANGSPUNT

 

“Ik denk vanuit de zorg en niet vanuit efficiency. De zorg is mijn uitgangspunt. Dat is veel beter, daar ben ik altijd van overtuigd geweest. Ik zeg vaak tegen Bryan ‘zodra het ons om de centen gaat betekent dat de ondergang van dit bedrijf. Dan verliezen we de levensader.’ Menig manager zal nu zeggen ‘Anouk zo kun je niet rekenen.’ Natuurlijk moet ik ook de zakelijke kant regelen en alles in perspectief blijven zien. Toen ik startte zei onze boekhouder ‘Anouk je moet kiezen, wil je kwaliteit of kwantiteit?’ Ik wilde kwaliteit. ‘Dan moet je met je kostprijs iets boven de rest gaan zitten’ zei hij. Dat was toen best eng om te doen, want er waren natuurlijk goedkopere alternatieven. Zou ik wel aanmeldingen krijgen van kinderen? Wilden ouders die hogere prijs betalen uit hun Persoonsgebonden Budget? Maar dat bleek gewoon zo te zijn. Ik geloof oprecht in het investeren in de zorg, in mijn idealisme. Als ik dat het hoogst in het vaandel houd, gaat de rest vanzelf goed. Ik houd mijn inkomsten omdat mijn kwaliteit hoog is.”

 

Die hoge kwaliteit vertaalt zich ook naar de thuissituatie. Als Daan goede zorg krijgt, komt hij ontspannen thuis. Als hij slechte zorg krijgt reageert hij thuis af wat hij tekort is gekomen.

“Precies, zo kijk ik er ook naar. En dat gaat verder dan alleen het kind. Ik heb bijvoorbeeld in de boeken gelezen dat ik niet voor ouders mag zorgen. Als zij emotioneel zijn of het moeilijk hebben, moet ik me daar volgens dat boek niet mee bezighouden. Die zorg krijg ik namelijk niet betaald. Ik zou ’s morgens niet dat luisterend oor mogen zijn. Niet een half uur mogen uittrekken voor een ouder die de hele nacht over de vloer heeft gelopen en er helemaal doorheen zit. Als ik op die manier werk win ik dat halve uur in geld. Maar als ik dat halve uur wél investeer win ik over de hele week misschien wel vijf uur! Bijvoorbeeld in energie, in hoe ik verder kan met het kind en hoe de ouder op het kind reageert.”

 

“Een soortgelijke ervaring had ik in de reguliere gehandicaptenzorg. Ik had ‘s ochtends bij een cliënt de lamp aan kunnen doen en de dekens eraf kunnen trekken. ‘Snel in bad want we moeten over een uur klaar zijn!’ Maar dat deed ik nooit. Ik ging eerst tien minuten bij iemand op bed zitten, pakte zijn hand of streek door zijn haren. Dan zei ik “hoe gaat het, heb je lekker geslapen?” Door die rust te geven lukte de rest me in een half uur of drie kwartier..... Helaas denken heel veel mensen alleen in tijd en geld.”

 

Dat is ook noodgedwongen denk ik.

“Dat klopt, maar je kunt anders denken. Je hebt een keuze en soms moet je ook gewoon makkelijker zijn. Je kunt met zijn tweeën op een groep staan en denken ‘potverdorie nou moeten we twaalf kinderen die allemaal immobiel zijn uit bed halen. We moeten ze snel wassen en aankleden want ze moeten voor tien uur op de dagbesteding zijn.’ Dan begin je hard te lopen en ben je knetterdruk. Je kunt ook kijken welke cliënten het prettig vinden om wat langer te liggen. Welke cliënten een ontbijt op bed fijn vinden. Want als je de zorg en de cliënt als uitgangspunt neemt bespaar je uiteindelijk ook tijd. Zo werkt het gewoon. Helaas gaat het in de praktijk vaak andersom. Cliënten die het vervelend vinden om op bed te eten, krijgen juist eten op bed omdat dat sneller gaat. Dat is dus om de verkeerde reden!”

 

VISIE EN MISSIE

 

“Ik wil dat de Korenschoof een gezellige warme plek is waar mensen zich veilig voelen, waar ze geaccepteerd worden zoals ze zijn. Een plek waar we denken in mogelijkheden en niet in beperkingen. Mijn visie en missie zijn gebaseerd op mijn jeugd. Ik was een onzeker meisje, heel timide. Altijd bang dat ik wat moest zeggen in de klas. Dat is zo gebleven totdat ik iets leerde van mensen met een beperking. Die zijn namelijk gewoon wie ze zijn. Klaar! En daar moet iedereen het maar lekker mee doen. Zo zou de wereld eigenlijk moeten zijn. Daarom heb ik de slogan “Een plek waar je jezelf mag zijn!” Dat vind ik het allerbelangrijkste. Als je niet jezelf kan zijn, je niet veilig en geborgen voelt..... dan kun je nog zoveel talenten en idealen hebben, maar dan komt er niks uit.”

 

En nou heeft dat ooit zo onzekere meisje een eigen bedrijf. Dat had je niet gedacht!

Anouk lacht: “nee! Weet je wat een mentor aan het eind van de verpleegkundige opleiding tegen mij zei?” ‘Meid jij moet gewoon lekker in een verpleeghuisje gaan werken, gewoon je eigen ding doen. Je zal een goede verpleegkundige worden, maar ook niet meer dan dat.’ “Die zou ik graag eens uitnodigen!”

 

Waarin onderscheid jij je nog meer van het reguliere zorgaanbod?

“Naast mijn missie en visie ook in onze personele bezetting. In de grote instellingen heb je soms wel tien of twaalf cliënten in een groep. Bij ons werkt op de MCG groep één begeleider op twee à drie kinderen en bij Jeugdzorg is dat één begeleider op drie à vier jongeren. Verder stemmen wij ons zorgaanbod af op de cliënt en niet andersom. De manier waarop wij bepaalde zorgvragen oppakken is totaal anders. Wij hebben hier geen time-out of isoleerruimtes en de fysiotherapeut werkt niet in een lokaal maar lekker buiten op de boerderij.”

 

In de reguliere zorg zie ik vaak dat kinderen naar een volwassen groep moeten verhuizen als ze achttien worden. In mijn ogen gaat dat helemaal nergens over want hun niveau verandert niet ineens op die leeftijd.

“Onze kinderen en jongeren hoeven nooit te verhuizen. Ze mogen hier levenslang blijven. Wat ik wel merk is dat sommige jongeren van Jeugdzorg deze plek ontgroeien en beter gebaat zijn bij ambulante hulpverlening. En soms hebben we jongeren die echt ontsporen op het moment dat je ze wat meer loslaat. Dan komen ze bijvoorbeeld met drugs in aanraking, maar wij zijn geen instelling voor verslavingszorg. Dan moeten we passende zorg gaan zoeken.”

 

Je bent ooit begonnen met dagopvang. Hoe heeft het aanbod van De Korenschoof zich uitgebreid?

“Ouders van de kinderen in de dagopvang hadden ook behoefte aan logeeropvang, maar deze kinderen kun je niet op verschillende plekken te plaatsen. Dat kunnen ze niet aan. Dus wilden ouders die logeeropvang graag op de Korenschoof. Ik twijfelde, maar op een bepaald moment werd de behoefte zo groot, die mensen moesten echt ontlast worden. Toen hebben we de logeeropvang gebouwd en in oktober 2010 geopend. Op dat moment hadden we diverse groepen kinderen en inmiddels tussen de tien en vijftien medewerkers.”

 

Als je kijkt naar wat je voor ogen had toen je begon, wat is daar nu van uitgekomen?

Anouk lacht: “oh veel meer! Weet je, ik had voor ogen dat het goed genoeg was als ik mijn eigen loontje uit deze mooie plek zou halen. Nou ja, nu heb ik vijftig medewerkers die er ook hun loontje uithalen. Nu heb ik plek voor alleen al dertig jongeren die hier wonen. Plus crisisopvang, plus logeren, plus naschoolse opvang, plus dagbesteding, plus arbeidsmatige dagbesteding en nog een stuk scholing erbij.... Tja dat is gewoon het tienvoudige! Daar ben ik hartstikke blij mee, al is het wel heel erg knokken geweest de afgelopen tijd. Toen ik eind 2015 de woongroepen startte wilde ik mijn formatie uitbreiden door goed ingewerkte medewerkers extra uren te geven. Op datzelfde moment kwam in één keer die omvorming van de WMO. Dat liep niet goed. Ik had gewoon geen liquiditeit om medewerkers extra uren te geven. De betalingen van de gemeente kwamen te laat en indicaties werden niet op tijd afgegeven.”

 

“Daarnaast vertrokken sommige medewerkers, dus stelde ik nieuwe aan. Daardoor kregen we in één keer heel veel vernieuwingen tegelijk. Om dat allemaal in goede banen te leiden was heel lastig. Ik heb ook nergens een voorbeeld. Een Zorgboerderij is echt pionieren want je bent geen agrarische instelling en geen zorginstelling, je valt overal net tussenin. Vaak worden we een beetje afgeschreven. Denken ze dat we een melkveehouder zijn die twee of drie kinderen met Down opvangt. Nou ja, dat zijn we allang ontgroeid. Nu we acht maanden verder zijn kan ik pas zeggen dat we op de goede weg zijn, maar er is nog veel verbetering nodig. De zorg is nu goed, maar dat vind ik niet genoeg. Ik wil alleen de beste zorg. Voor die hogere kwaliteit moeten we een inhaalslag maken, maar die lijnen staan al uit. Die kwaliteit komt er.”

 

Waarop selecteer jij je personeel?

“Ze moeten hart hebben voor de kinderen en met passie warme zorg uitdragen. Dat is het allerbelangrijkste. Wettelijk moet ik aan opleidingseisen voldoen, bijvoorbeeld een percentage Hbo’ers. Daar kijk ik wel naar, maar de manier waarop medewerkers in het leven staan staat voor mij boven opleiding. Als je hier komt om geld te verdienen zonder oog te hebben voor wat een jongere van jou nodig heeft..... dan heb je het niet begrepen. Dan komt het niet vanuit jezelf en heb je op die HBO alleen maar een kunstje geleerd. Dat werkt hier niet want deze kinderen zijn heel puur, die prikken overal doorheen. Die lopen niet weg met mensen die een kunstje hebben geleerd, maar met mensen die het oprecht menen.”

 

“Medewerkers werken hier echt met hart en ziel. Die komen speciaal terug voor de verjaardag van het kind van wie ze persoonlijk begeleider zijn. Ze komen ook langs als het even niet zo goed gaat met een kind. Niet omdat ze dat betaald krijgen maar omdat ze dat belangrijk vinden. Wij zijn persoonlijk heel betrokken bij onze medewerkers. Zij kunnen ook met problemen anders dan werk altijd bij ons aankloppen.”

 

Bied jij je personeel iets extra’s? Hebben ze bijvoorbeeld vrijheden die ze elders niet hebben?

“Ja ik denk wel dat het mes aan twee kanten snijdt. Ik heb spiritualiteit hoog in het vaandel, dat kunnen ze meenemen in hun werk. Dat is geen hocus pocus, maar gewoon werken met je gevoel. Gevoel heb je nodig. Je krijgt hier de ruimte om op momenten te doen wat je hart je ingeeft. Dat is niet gebonden aan regeltjes. Kijk bijvoorbeeld naar de methode “Geef me de vijf” voor mensen met autisme. Dat zijn hele mooie regeltjes die je kunt toepassen bij de kinderen. Dat kan heel goed werken, maar daarmee scheer je alle kinderen met autisme over één kam. Terwijl je ook moet aanvoelen, moet luisteren naar je intuïtie. Ik zat gisteravond naast een meisje wat helemaal door het lint was gegaan. Dan voel ik dat het goed is om een zwaar kussen op haar schoot te leggen en haar even op de schouders te drukken. Dat werkte, daarmee gaf ik haar een veilig gevoel. Mijn hele MCG team heeft een cursus gevolgd “werken met energie.”

 

Die ervaring heb ik zelf met Daan. Als ik niet lekker in mijn vel zit kan ik erop wachten dat ik problemen krijg met hem.

“Dat is zo, ik heb dat ook meegemaakt. Er was een begeleider die niet goed in haar vel zat.
Zij werd door twee MCG kinderen aangeklampt en vastgehouden. Daar werd ze helemaal benauwd van. Ik zei ‘jij kan hier op dit moment niet werken. Je moet naar huis en eerst met jezelf aan de slag want deze kinderen voelen dit aan.’ “ Dit werk kun je echt niet doen op de automatische piloot.”

 

VAN VERZORGENDE NAAR MANAGER

 

Met personeel was je ineens niet meer ‘alleen’ verzorgende maar ook manager. Hoe was die overgang voor jou?

“In het begin vond ik het lastig om mensen aan te sturen, ook omdat ik zelf nog zo jong was.
Ik werkte vooral op een coachende manier en dat ging mij goed af. Pas toen ik echt van de werkvloer af ging werd het lastiger omdat ik er dan niet direct naast stond als iets op een andere manier ging dan ik wilde. Dus moest ik medewerkers achteraf aanspreken op iets wat in mijn ogen gewoon niet kon. Toen werd het ook in een keer lastiger om mijn idealisme, mijn enthousiasme en mijn visie over te dragen op anderen.”

 

Hoe bewaak je in die positie toch of je personeel werkt zoals jij het ooit bedacht en bedoeld hebt?

“Ik heb teamleiders die ook op de groepen werken, zij houden een oogje in het zeil. Wij hebben een rapportagesysteem, maar elke ochtend loopt er ook iemand langs de groepen om te vragen of er bijzonderheden zijn. Op dat moment is de slaapdienst er nog (die werkt van 16.00 tot 9.00 uur red.) en komt de dagdienst. Ik ga zelf regelmatig langs. Laatst ging ik mee op kamp met Jeugdzorg en met de MCG groep naar de dierentuin. Dan hoor en zie ik veel, maar toch blijft het lastig om grip te houden. Als ik twee dagen informatie mis betekent dat wel achtenveertig uur. In werkuren is dat een week! Vooral sinds de woongroepen er zijn merk ik dat. Ik wil graag alle ouders kennen, een praatje maken met de jongeren en er voor ze zijn. Dat komt nu vooral vanuit de medewerkers als ze vragen of ik even kan helpen. Op zo’n moment kan ik het verschil maken, maar ik wil dat vaker kunnen doen. Daarom ben ik bezig om een bedrijfsleider aan te stellen die zich zal richten op de verbetering en verfijning van de processen.”

 

Je ziet te weinig om je visie en missie goed te kunnen bewaken?

“Ja precies. In het begin was dat minder. Toen hadden we vooral medewerkers uit de directe omgeving en merkte ik dat de cultuur hier op het platteland anders is. Medewerkers en ik zaten in normen en waarden meer op één lijn. Als hier op school een kind valt, dan is er altijd een ouder die de hand uitreikt om te helpen. Daarmee wil ik niet zeggen dat dat ergens anders niet zo is, maar in steden is dat minder vanzelfsprekend. Ik vind het bijvoorbeeld heel normaal dat je wat lekkers klaar zet als kinderen uit school of dagbesteding komen. Dat je ze warm en huiselijk opvangt. Maar wij hebben ook medewerkers die uit een gezin komen waar het vroeger helemaal niet zo gezellig was. Die hebben dat gewoon niet meegekregen, dus die moet ik letterlijk vertellen wat ik bedoel met warm en huiselijk. Ik vroeg bijvoorbeeld een medewerker om ouders ’s middags gastvrij te ontvangen. Ik wilde dat hij de koffie klaar had staan. Toen ik kwam stond er inderdaad koffie klaar.... in een kan onder het koffiezetapparaat. Maar de kopjes stonden nog in de kast. Toen ik vroeg waarom er geen ouders waren gebleven om koffie te drinken was het antwoord. ‘Ja weet ik niet, ik had wel koffie klaar.’ Toen zei ik ‘heb je een dienblad op tafel gezet, koekjes neergezet, misschien had je ze kunnen uitnodigen aan tafel....’ Daar zie je het verschil in waarden en normen, in wat je belangrijk vindt. Ik draag dingen op vanuit mijn eigen referentiekader. Daar moet ik op letten want ik wil dat mijn medewerkers net dat beetje extra doen. Dat ze ouders vragen hoe hun vakantie was. Dat ze even een kaartje sturen om hun medeleven te betuigen als een opa of oma overlijdt. Dat ze met de tassen meelopen naar de auto als een kind wordt opgehaald. Dat zijn de extra dingen die je gewoon hoort te doen in mijn ogen. Laatst zei een medewerker tegen mij ‘ja maar ik ben niet zo attent, dat zegt mijn vriendin ook altijd.’ ‘Dan moet je het misschien maar in je agenda zetten’ antwoordde ik. ‘Het gaat erom dat mensen het gevoel hebben dat je het uit jezelf doet. Als jij het nodig hebt om dat op te schrijven dan is dat zo.’

 

OVERHEAD EN REGELZUCHT

 

“Ik heb zo min mogelijk overhead. Ik heb twee teamleiders op MCG en twee op Jeugdzorg. Zij werken ook op de groepen en hebben maar enkele uurtjes overhead die ze gebruiken voor hun extra taken. Zij hebben vooral een controlerende en signalerende functie. Daarnaast heb ik een pedagoog op kantoor. Zij doet alle indicaties, gesprekken met ouders en gemeentes, de beleidsstukken, de aanbesteding en de jaarrekening.”

 

Redt zij het met alle administratieve lasten voor een Zorgbedrijf? Die last is aanzienlijk.

“Ja die is enorm, daarom doe ik dat werk ook. Mijn kant van het werk verschuift alleen meer naar het controleren op onze visie en missie: wordt het werk nog wel op de goede manier uitgevoerd en gaan we de kant op die ik op wil. Dat is vooral naar oplossingen zoeken want het is vaak niet zo eenvoudig als het lijkt. Ik overleg wekelijks met medewerkers hoe het gaat, waar ze tegenaan lopen en ik vraag informatie uit wat anders en beter kan.”

 

Er zijn nogal wat regels in de zorg en ze veranderen ook regelmatig. Hoe houd je dat bij?

“We hebben natuurlijk onze aanbestedingen bij de gemeente. Daarin staan de werkafspraken waaruit heel duidelijk blijkt aan welke eisen wij moeten voldoen. We hebben één keer per jaar kwaliteitstoetsing en elke drie jaar een audit. Verder ben ik actief in projectgroepen en blijf ik met andere organisaties in gesprek. Ik woon avonden bij van instanties en gemeentes om op de hoogte te blijven. Eigenlijk haal ik de informatie overal op, dat kost heel veel tijd. Ik moet op het puntje van mijn stoel zitten.”

 

Van idealen en dromen kun je niet leven. Hoe houd je de Zorgboerderij overeind in deze onrustige tijden met bezuinigingen?

“Ik probeer niet te bezuinigen op de directe zorg voor de kinderen dus moet ik gewoon goed kijken waar het wel kan. Dat betekent ook dat ik af en toe tegen de bureaucratie in opstand kom. Bijvoorbeeld een dossier.... goed is goed. Dat hoeft niet vijftien keer per jaar besproken te worden met tig partijen, alleen maar omdat dat ooit zo afgesproken. Je moet je altijd blijven afvragen ‘waarom doen we dit?’ Als je daar geen antwoord meer op kunt geven dan moet je er heel gauw mee stoppen” lacht Anouk.

 

Ik schiet in de lach. ‘Volgens mij moet jij eens met staatssecretaris Van Rijn gaan praten!’

“Ja, maar aan die bureaucratie kan ik zelf ook iets doen. De gemeente gaat bewust met ons om tafel. Niet omdat ze denken dat wij de wijsheid in pacht hebben, maar omdat ze zien dat wij bijna geen onderaannemers en overheadkosten hebben vergeleken met andere instellingen. Dan vragen ze ‘leg ons eens uit, waarom kan het bij jullie goedkoper dan bij andere zorginstellingen?’ Je moet er wel een beetje lef voor hebben en mogelijkheden zoeken. Vooral niet in hokjes denken want dat kost een heleboel geld. Laatst had ik bijvoorbeeld een voogd die een cliënt moest plaatsen. Volgens de hokjes was eigenlijk alleen de hele dure zorg zoals een gesloten inrichting nog een optie voor zijn cliënt. Dat wilde hij liever niet, daarom probeerde hij het eerst bij ons. Toen ze hier een poosje was zei hij blij verrast ‘hoeveel cliënten wil je nog meer hebben want dit werkt veel beter!’

 

Waaraan wil jij nooit concessies doen als het gaat om kwaliteit van zorg?

“Aan het gevoel van geborgenheid en veiligheid van de kinderen” antwoordt Anouk direct. Dan volgt een stilte. “Ook liever niet aan heel veel andere dingen maar dat is echt.... de basis. Dat wil ik gewoon niet.”

 

WERK, PRIVÉ EN TOEKOMST

 

“Bryan is er voor alle facilitaire zaken, de dieren en het onderhoud. Hij heeft de afgelopen jaren de handen vol gehad aan alle verbouwingen en de nieuwbouw. Ik werk drie vaste dagen op kantoor en daarnaast vaak avonden, bijeenkomsten en weekenden. Ik heb wel weken van vijftig, zestig uur.”

 

Hoe combineren jullie een gezin met vier kinderen met de Zorgboerderij?

“Ik probeer het zo te doen dat mijn kinderen mij zo min mogelijk moeten missen. Dat is soms balanceren. Onze tuin scherm ik af als een rustige plek waar de kinderen kunnen spelen. Ze mogen ook niet zomaar op de Zorgboerderij lopen. Door de problematiek van de jongeren moet ik mijn kinderen eerder nare dingen vertellen dan ik zou willen. Bijvoorbeeld dat hun lichaam van hen is en van niemand anders. Dat moeten ze weten omdat met enkele kinderen op de Zorgboerderij vervelende dingen zijn gebeurd. Soms zien ze een jongere over de rooie gaan of ze zien een epilepsieaanval. Daar schrikken ze van dus moet ik dat uitleggen. Af en toe vragen ze ‘mam moet je nou alweer weg?’ als ik weggeroepen word. Dat is weleens moeilijk. Dan zeg ik dat ik begrijp dat ze dat niet leuk vinden, maar ik vertel ook de andere kant. Dat ze buitenaf wonen met heel veel dieren en een mooie speeltuin omdat wij een Zorgboerderij hebben.”
Anouk lacht “it’s a way of life!”

 

Kun jij af en toe de deur op slot doen en denken ‘ik ben er even niet?’

Stellig: “nee, ik ben altijd bereikbaar. Bij calamiteiten bellen ze mij gelijk. Bijvoorbeeld als er een ambulance nodig is of als iemand hele zware epilepsieaanvallen heeft. Dan ben ik ook weleens back-up voor de nacht. Als wij op vakantie zijn heb ik hele goede medewerkers die zeggen ‘de boel moet afbranden voordat we Anouk en Bryan bellen.’ Maar als het erop aankomt en er gebeurt iets..... dan heb ik gewoon liever dat ik het weet. De Zorgboerderij is namelijk mijn kindje en alle kinderen die hier wonen voelen voor mij ook een beetje als mijn kind. Daarom wil ik graag weten wat er gaande is.”

 

Waar word jij heel gelukkig van in je werk?

“Als ik voor mensen het verschil kan maken. Als ik een glimlach op hun gezicht kan toveren. Bijvoorbeeld als ik ouders die met hun handen in het haar zitten weer perspectief kan bieden.

 

Hoe ziet De Korenschoof er over tien jaar uit?

“Dan zijn we nog steeds een gezellige plek met tegen die tijd jongeren en volwassenen die hier samen met ons wonen. Een roerig maar warm thuis dat uitademt wie hier wonen.“

 

Dan roept Anouk ineens: “GOED BEZIG!!!!” Lachend kijkt ze naar het landweggetje voor ons waar een van de cliënten van Jeugdzorg hardloopt samen met haar begeleider. ‘Ik ben bijna dood!’ roept ze tegen Anouk. “Ben je bijna dood?? Nee toch, je doet het hartstikke goed! Joh jij rent hem er met gemak uit, ik weet het zeker, echt!” Dan serieus tegen mij: “Kijk eens, toen zij nog op een andere zorgplek woonde zat ze vier keer per dag in een dwangbuis in de isoleercel.......” Het is even stil.
“Dan is dit toch echt veel beter” concludeert Anouk tevreden.