Cold Turkey

 Ik zie het beeld nog zo voor me. Mijn kleine frummeltje Daan in zijn warmhoudbedje op de couveuseafdeling. Veel te vroeg. Drieëndertig weken en vier dagen was ‘ie nog maar. Vier dagen daarvoor waren zomaar ineens mijn vliezen gebroken. Volkomen onverwacht en midden in de nacht. Spoedopname om mijn zwangerschap zoveel mogelijk te rekken. Maar na vier dagen ziekenhuis en weeënremmers was er geen houden meer aan. Negen centimeter ontsluiting in tweeënhalf uur. Een weeënstorm. Ik wist niet wat me overkwam. Binnen een paar uur zette ik mijn eerste kindje op de wereld en kneep ik Paul tijdens die heftige bevalling zo hard dat hij er twee gekneusde duimen aan overhield. Daar lachen we nu nog weleens om. Daan was veel te vroeg maar toch vijf pond. Het gewicht van een voldragen baby. Achteraf was dat het gevolg van mijn zwangerschapsdiabetes. Maar na mijn bevalling zochten de artsen niet naar de oorzaak van Daans vroeggeboorte. Nee, eerst was er die twijfel. Aan mij. “Bent u wel zeker van de datum van uw laatste menstruatie?” Wat?? De arts geloofde gewoon niet dat mijn zwangerschap nog maar ruim drieëndertig weken had geduurd! En daar ging ik. Net bevallen, nog tollend van de hormonen en de heftige emoties werd ik heel erg boos: “Wat denkt u nou?? Ik ben niet dom! Zorgvuldiger moeder dan ik kunt u niet voor u hebben!” Oeps… best wel assertief. Toen nog onwetend dat ik dat later heel hard nodig zou hebben. Daarna lieten ze alle mogelijke onderzoeken los op mijn kleine frummeltje. En inderdaad, ze kwamen schoorvoetend erkennen dat ik gelijk had. Drieëndertig weken en vier dagen. Natuurlijk klopte dat. Wist ik toch! Daan lag aan alle toeters en bellen. Zijn hele lijfje vol plakkertjes. Zuurstof, hartslag, bloeddruk noem maar op. En hij was een heel, heel onrustige baby. Daan huilde veel en lang. Vanaf het begin. Hij kon niet op zijn rug liggen, dan raakte hij in paniek. Daan kon alleen op zijn zij liggen. Stevig ingepakt tussen twee opgerolde handdoeken. Alleen als Paul of ik hem vasthielden huilde hij niet. Hoe klein hij ook was, hij wist volgens de verpleegkundige precies wanneer we kwamen. ’s Avonds rond zeven uur. Vlak voor dat tijdstip werd hij nog onrustiger. Zo erg dat de verpleegkundige hem tegen zich aan moest houden tot we er waren. Ik was daar toen stiekem hartstikke trots op. Omdat Daan zo onrustig was vroeg de verpleging ons een fopspeen mee te nemen. Ik had een speen gekregen in zo’n gratis verrassingspakket van de Etos drogist. Je kent ze wel, met “I love mama” erop. Het werd Daans eerste speen. En bij lange na niet zijn laatste. Want de speen hielp gelukkig een beetje. Maar ondanks de speen bleef Daans onrust. Het huilen ook. Ik weet nog dat we blij waren dat we na vieren weken eindelijk met hem naar huis mochten. Maar eenmaal thuis….. werd het allemaal nog erger. Zou iemand in een ziekenhuis er ooit over nadenken wat het met baby’s doet als er vierentwintig uur per dag licht en geluid is rondom je bedje? Dan krijgt een baby geen dag- en nachtritme. Dat had Daan na vier weken ziekenhuis dus ook niet. Nul ritme. Soms sliep hij tien minuutjes, heel soms een klein halfuurtje. De rest van de tijd huilde hij. Was hij onrustig. Vierentwintig uur per dag... Heel veel en altijd. We hielden hem tegen ons aan. Ook vierentwintig uur per dag. Het was het enige dat een beetje hielp. Beklemmend was dat en ik werd er wanhopig van. Ik, die slimme meid die alles tegelijk kon was niet eens in staat om mijn kind te troosten. Dat deed iets met mijn zelfvertrouwen. Dat maakte mij heel, heel, heel onzeker. Verschrikkelijk was het. Soms huilde ik zelf mee. Niet handig want daardoor huilde Daan ook weer harder. Als Daan zijn speen niet had huilde hij nog vaker, nog meer, nog harder. Voor zover dat nog kon. Dan sliep hij helemaal niet meer. En zo kwam het dat Daan afhankelijk werd van zijn fopspeen. En niet alleen hij. Wij dus ook. Het enige waar wij in die jaren mee bezig waren was overleven en zelfs dat lukte amper. Want als je bijna niet slaapt ga je eigenlijk een beetje dood. Zo voelde dat voor mij. Tollend op mijn benen kwam ik met moeite de dag door. Altijd hoofdpijn, altijd duf. Amper meer in staat om helder na te denken. En onze weerstand kelderde drastisch, dus werden Paul en ik ziek. Heel vaak. En als er iets was wat we juist niet konden gebruiken was het dat! Intussen probeerde ik toch die fopspeen af te wennen bij Daan want ik vind het eerlijk gezegd vreselijke dingen. Maar hij had hem zo nodig. Na vier jaar kreeg ik het met kunst en vliegwerk heel langzaam voor elkaar dat hij hem overdag niet meer gebruikte. Maar ja, die nacht was er nog. Fopspenen waren slecht voor de stand van Daans tanden en zijn kaak. Dat wist ik natuurlijk ook wel. Maar die nachten…. We durfden het gewoon niet. Bij gezonde kinderen geef je een beloning. Een cadeautje of je belooft iets leuks. Maar dat werkt niet bij Daan. We wisten echt niet hoe we het zouden moeten doen. Konden het niet meer opbrengen ook. Daan slaapt pas sinds een jaar of vijf redelijk. Met medicatie. We hebben dus zo’n acht jaar slecht geslapen. Dat blijft een schrikbeeld. Daan hield zijn speen dus ’s nachts. Tot we een paar maanden geleden een nieuw probleem kregen. Daan ging zijn speen kapot bijten. Sneu bungelend aan een draadje, zo zagen ze er vaak uit. Dat was onhygiënisch en…. gevaarlijk. Wat als hij hem ’s nachts echt doormidden zou bijten? Hij zou erin kunnen stikken! Ik kocht dus nieuwe spenen, maar die dingen kosten tegenwoordig € 5,50 per stuk. Met vier, soms vijf nieuwe in de week was dat echt niet leuk meer. Wij hebben namelijk geen geldboom in onze tuin. Wat nu? We wisten het niet, durfden nog steeds niet opnieuw onze nachtrust te riskeren. Die is nog steeds niet ideaal, er zijn regelmatig slechte nachten. Maar in de fase waarin we nu zitten is elke slechte nacht er een teveel. Elk flintertje extra zorg past er niet meer bij. Niet fysiek, maar ook niet emotioneel. Geen experimenten. Niet meer. We trekken het gewoon niet. De oplossing kwam onverwacht. Daan ging een weekend logeren op de Zorgboerderij en beet zijn speen daar zo erg stuk dat zijn verzorgers het niet meer verantwoord vonden om hem ’s nachts te geven. Ik had wel een reservespeen meegegeven maar ook die was al aan gort. En op zo’n moment kunnen vreemde ogen dwingen. De begeleiding legde Daan uit dat de speen stuk was. Daan moest dus slapen zonder speen. De eerste keer in zijn leven! Cold Turkey, hoppekee. En wat denk je?? Hij sliep! Ze zijn ’s nachts een paar keer bij hem gaan kijken maar hij sliep echt! Ik kon het bijna niet geloven toen ze het mij de volgende dag vertelden. Daan en ik reden naar huis met zoals altijd Queen snoeihard op de autoradio. Ik hoorde het niet eens, in mijn gedachten dwarrelden alleen maar spenen. Toen we thuiskwamen vertelde ik het verhaal aan Paul en zei kordaat “vanavond dus ook geen speen. Nu moeten we doorzetten!” Paul keek wat benauwd maar ging akkoord. Ik stopte Daan in bed. “Ik heb speen nodig mama.” “Nee hoor, jij kan hartstikke goed zonder speen slapen want dat kan je op de Zorgboerderij ook ” antwoordde ik. Ik zei het stoerder dan ik me voelde, maar hij protesteerde niet eens. Ik hield woord. Geen speen meer. En Daan slaapt inderdaad zonder. Nog steeds. Geweldig! Wat kunnen wij toch blij worden van kleine stappen vooruit.